Veel sympathisanten van Israël, zionistisch of niet, zijn opgevoed met de idee dat de staat Israël maatschappelijk iets geheel nieuws zou vertegenwoordigen. De huidige jongere generatie, zionistisch of niet, heeft naar mijn idee nog betrekkelijk weinig last van ideologische overwegingen, omdat de traditionele politieke ideologie veel aan inhoud en aantrekkingskracht heeft verloren. Ouderen, zoals van mijn generatie, zijn sterk beïnvloed door de gedachte dat Israël niet alleen een natie vertegenwoordigde die verrees op de as van de vernietigingskampen. Zij werden ook sterk beïnvloed door de gedachte dat de inrichting van die nieuwe staat bepaald werd door de idealen van gelijkheid en rechtvaardigheid. Deze gedachte is sterk beïnvloed door de wetenschap dat de socialistische beweging, bestaande uit Joden die veelal afkomstig waren uit Oost-Europa, in feite de stichters van de staat waren. Dit idee veronachtzaamt naar mijn mening het feit dat al van voor de stichting van de staat ook rechtse politieke krachten hun rol speelden. En die rol was zeker niet gering!
Toch denk ik dat de perceptie van de staat Israël als een bolwerk van gelijkheid en rechtvaardigheid heel veel jaren het visitekaartje van Israël was. Het meest klassieke voorbeeld van deze opvatting was uiteraard dat wonderlijke verschijnsel van de kibboets, aantrekkelijk in zijn eenvoud en eerlijkheid. De kibboetsiem vormden het ethische en nationale hart van de staat, en ook al leefde men niet in een kibboets, hetzij in Israël hetzij daarbuiten, de aantrekkingskracht werkte als een niet af te wijzen magneet. De echte strijders voor het land kwamen er vandaan, de beste soldaten en officieren kwamen er vandaan, ook al was er ook in die tijd al heel wat op deze ongenuanceerde stelling aan te merken. Zeker is dat het zogenaamde socialistische blok gedurende een groot aantal jaren de toon zette bij de ontwikkeling van het land.
Of nu de macht van de linkse politieke partijen, en niet te vergeten die van de vakbeweging, vanwege allerlei maatschappelijke ontwikkelingen wel moest afbrokkelen, feit is dat sinds de opkomst en versterking van de beweging van Menachem Begin een andere, meer kapitalistische ideologie de toon in het land zet. Een veel liberalere samenleving ontwikkelde zich, met veel meer oog voor het marktmechanisme en aanzienlijk minder waardering voor de instrumenten van de staat en de vakbeweging. Zeker is dat deze laatste in de loop van enkele decennia veel van haar macht verloor.
Ik ken geen studies die in verschillende fasen van de ontwikkeling van Israël vergelijkingen trokken ten aanzien van de inkomensontwikkeling, de belastingdruk, de macht van de staat en (semi-)publieke organen en de sociale sector, maar zeker is wel dat belangrijke verschuivingen zijn opgetreden. Is het ook waar dat de samenhang tussen verschillende groepen binnen de bevolking afbrokkelde? Werd solidariteit niet meer gevoeld als een van de basiswaarden van het democratisch-socialistische Israël? Was het zo dat in de sociaal-economische sector de betekenis van het individu voorop werd gesteld ten nadele van het collectief?
Dat beeld is in perspectief waarschijnlijk genuanceerder dan het vaak lijkt. Feit is natuurlijk wel dat de cijfers over de mensen die beneden de armoedegrens leefden, aan de erg hoge kant terechtkwamen, bijvoorbeeld in vergelijking met de Europese normen. Op de lijstjes van inkomensontwikkeling en de verdeling van inkomens kwam Israël erg onderaan te staan, samen met bondgenoot Amerika. Kern van de boodschap van de zogenaamde OESO-lijstjes was en is dat de inkomensverdeling zeer ernstig scheef was gegroeid. De rijken steeds rijker en de armen steeds armer! Hoewel men anders zou verwachten, heeft de enorme invloed van de Russische Joden, sinds zij naar Israël kwamen, dit verschijnsel nog versterkt.
Is er reden om aan te nemen dat deze ernstige scheefgroei in enigerlei vorm enigszins zou worden recht getrokken? Kijkend naar de maatschappelijke ontwikkelingen ben ik zeker niet optimistisch, maar een recent besluit van de Knesset over de inkomensverhoudingen, hoe beperkt ook, is zeker aanleiding te hopen dat de Israëlische politiek meer oog krijgt voor de enorme scheefgroei in de inkomensverhoudingen. Onze voormalige minister-president Den Uyl sprak ooit over een inkomensverhouding van 1 tot 5. Dat was weinig realistisch! Zie wat er nu in de Knesset is gebeurd: men heeft bepaald dat in de financiële sector - denk aan banken en verzekeringsmaatschappijen - de bazen 35 keer het laagste inkomen in hun bedrijf mogen verdienen. De baas mag nu $ 650.000 verdienen bij een laagste gemiddelde inkomen van $ 1500. De dames en heren van $ 650.000 zullen ook nu zeker niet van de honger omkomen!
Ik denk niet dat er nu kans is dat de sociaaldemocratie in Israël weer de toonaangevende politieke stroming wordt, hoe zeer ik dat ook zou hopen. Wellicht enigszins naïef, hoop ik toch dat de opvallende inkomensmaatregel het begin is van een hernieuwd besef in de samenleving van Israël dat maatschappelijke cohesie een zekere rechtvaardigheid in de inkomensverhoudingen vereist.