Ware ik in Parijs geweest, dan had ik zeker deelgenomen aan de indrukwekkende en ontroerende manifestaties die wij nu op de TV zagen. Ik had deelgenomen, ondanks het feit dat ik niet van menigten houd. Niet in stadions, niet op boulevards, niet op pleinen. Ondanks de goede bedoelingen hebben massademonstraties het imponerende en intimiderende van te veel mensen en te veel eenduidigheid. Dat is mijn probleempje en het hoeft ook niet al te serieus genomen te worden. De dag na Parijs, na de moordpartijen, de demonstraties en de begrafenissen, bracht toch al vrij snel tal van uitingen die de eensgezindheid verbreken of verzwakken. Zo lazen en zagen wij Nederlandse Moslims die zich verzetten tegen het verzoek te laten weten wat men van de moordpartijen vond. Anderen deden het wel en ik denk dat deze personen en groepen gelijk hadden.
Het is waar: een geïntegreerde en tolerante Moslim heeft niets met de moordpartijen te maken en hoeft niet dag na dag zijn of haar ‘fatsoen’ te bewijzen. Ik kan mij heel goed voorstellen dat een verzoek daartoe iets beledigends heeft. Toch is het in de gegeven omstandigheden van groot belang dat Moslims en moslimorganisaties stelling nemen. Om een eenvoudige reden, namelijk dat het in een ieders belang is spanningen te verminderen of weg te nemen en in deze omstandigheden doet ook de moslimgemeenschap er verstandig aan te laten weten waar zij staat.
Ik heb een cynische glimlach niet kunnen onderdrukken bij de wijze waarop de internationale politiek, in de personen van alle regeringsleiders, zich op de Parijse boulevards in alle bochten wrong om een plekje op de eerste rij te bemachtigen. Ik dacht zo dat Abbas en Netanjahoe een prijs verdienden voor hun manoeuvres om uiteindelijk toch in het centrum van de stoet op de eerste rij terecht te komen. Het enige dat nog ontbrak, was dat zij arm in arm over de Parijse boulevards hun liefde voor de vrijheid van meningsuiting konden uiten. Dat dan samen met een hele stoet lieden die in hun eigen land geenszins als grote aanhangers kunnen worden beschouwd van de vrijheid van meningsuiting. Waarom waren ook deze lieden uitgenodigd? Ik vrees dat de Franse president deze prachtige kans niet heeft willen laten lopen om zich als internationaal leider te profileren, wat niet wegneemt dat François Hollande zich dezer verschrikkelijke dagen een goede president heeft getoond.
Ik heb nog een heel ander probleem waarover ik aarzel, om daar nu al vlak na de rampzalige gebeurtenissen aandacht aan te geven. Dat is het feit dat dezer dagen de vrijheid van meningsuiting, tot in het extreme toe, als het hoogste goed van de democratie wordt gepresenteerd. De Fransen gaan zo ver dat de vrijheid van meningsuiting, vooral in zijn meest tolerante en liberale vorm, wordt gepresenteerd als het hart van de Franse natie.
Mijn probleem is dat ik ook op geen enkele wijze, integendeel, wil tornen aan de vrijheid van meningsuiting. Dat zou in het huidige politieke klimaat ook hoogst onverstandig zijn, omdat het de indruk zou wekken dat wij terroristen hun ‘overwinning’ laten. Overigens moeten wij deze verschrikkelijke lieden niet alleen geen ‘overwinning’ gunnen door het vrije woord te handhaven, maar vooral ook door adequate politionele en militaire paraatheid. Toch ben ik de afgelopen dagen geconfronteerd met mijn eigen dilemma: ja tegen de vrijheid van meningsuiting en neen tegen de toelaatbaarheid van zo ongeveer elke denkbare belediging die mogelijk is bij een ontelbaar aantal deelnemers aan het maatschappelijk verkeer. Ik probeer te leven met de gedachte dat de vrijheid van meningsuiting een zeer hoog goed is, maar dat het toch niet verstandig is elke denkbare belediging daarmee te legitimeren. Met andere woorden: het kan zijn dat men pleit voor die verregaande vorm van de vrijheid van meningsuiting, maar dat men er toch niet voor is om die vrijheid tot in het extreme te gebruiken. Het kan dus zo zijn dat in een samenleving om heel goede redenen niet alles op een extreme wijze gezegd moet worden.
Mijn argument daarvoor is dat in een pluriforme en multiculturele samenleving soms opvattingen aan de orde zijn, in tal van religies bijvoorbeeld, die hart en ziel zijn van bepaalde groepen. Een belediging van hun religie gaat als een mes door hun hart, maar vormt ook een aantasting van de kern van het bestaan van deze groepen en mensen.
Mijn stelling is dat wanneer men een zeer diverse samenleving bij elkaar wil houden en al te grote spanningen en tegenstellingen wil voorkomen, men uit verantwoordelijkheidsbesef bij sommige uitingen zekere beperkingen dient te hanteren. Ik praat wat gebeurd is geenszins goed als verklaarbaar door de beledigingen van Charlie Hebdo. Terreur is en blijft terreur en de strijd daartegen verdient de hoogste prioriteit. Dat neemt de vraag niet weg dat ook nagedacht moet worden over grenzen van de vrijheid van meningsuiting, bij voorkeur niet opgelegd, maar uit een besef van verantwoordelijkheid om te voorkomen dat samenlevingen uit elkaar worden gereten.
Dan nog dit. Ik complimenteer het orthodox-Joodse kerkgenootschap met het initiatief een protestbijeenkomst te houden tegen de gebeurtenissen in Parijs in de synagoge in de Obrechtstaat afgelopen zondagavond, samen met de Liberaal Joodse Gemeente, de Joodse koepel CJO, met Crescas, JMW en heel wat andere Joodse organisaties. Dat was nu eens een voorbeeld van tolerantie en liberale gezindheid, voor Joods Nederland ongekend.
Navraag leert mij dat men in de kringen van de Joodse orthodoxie nog steeds niet geleerd heeft hoe zich in omstandigheden als vorige week te gedragen. De alinea hierboven berust op een misverstand!