De aandacht die in de Nederlandse media aan het bezoek van Mohammed Abbas, de president van Palestina zoals hij graag genoemd wil worden tot ergernis van Israël, viel eigenlijk nogal tegen. Hoewel: als een president is hij echt ontvangen, niet als bij een staatsbezoek, maar het kwam toch redelijk in de buurt. Ik las ergens dat hij precies zo ontvangen is als president Peres. Dat is niet zo, want de laatste kreeg een (betekenisvol!) staatsdiner aangeboden in het paleis van de Koning, maar verder was er geen verschil. De politieke betekenis die aan het bezoek van Abbas werd gegeven was zeker op het niveau van het bezoek van president Peres. De erkenning van de Staat Palestina is nog enkel een kwestie van een formaliteit. Die winst heeft Abbas binnen!
Het heeft ook wel iets aardigs wanneer ik mij herinner hoe ik vele jaren geleden, midden in de oorlog in Libanon, door Yasser Arafat midden in de nacht, om veiligheidsredenen, in een gebombardeerd flatgebouw werd ontvangen. De Palestijnen hadden vooral iets slordig militairs en bovenal iets revolutionairs. En dan nu: de Palestijnse president is eigenlijk een heel burgerlijke man die omgeven wordt door een ongelooflijke stoot van assistenten, hulpjes, veiligheidsbeambten en nog meer, die allemaal zonder uitzondering keurig in het pak zitten. Op zijn minst op het oog zijn de veranderingen heel groot.
Het heeft iets heel boeiends om, overigens op initiatief van het CIDI, door de Palestijnse president ontvangen te worden. Zoals het ook opvallend is met welke mate van gretigheid Aboe Mazen, zoals hij liefkozend wordt genoemd, een gesprek aangaat met een Joodse en zionistische delegatie uit Nederland. Ik begreep dat des te beter toen de Palestijnse minister Saeb Erekat uitvoerig sprak over het belang van contacten met de ‘Joodse gemeenschappen en zijn Joodse vrienden’. Dat waren letterlijk zijn woorden. Die contacten zijn zonder twijfel deel van de Palestijnse politieke PR-campagne en onderdeel van het beleid, of de pogingen daartoe, de regering van Israël onder druk te zetten.
Stel mij de vraag of ik onder de indruk was van de Palestijnse president en het antwoord is ja, terwijl ik tegelijkertijd in een gesprek van vijf kwartier een poging doe mijn gevoel van scepsis niet te laten verdwijnen. Het lijkt ook wel wat op het gevoel dat die Palestijnen nooit iets oprechts doen of zeggen en dat alles onderdeel is van een tactiek om de wereld ten gunste van hun verborgen doeleinden om de tuin te leiden.
Kritisch zijn is tijdens zo'n gesprek geboden en ook dan kom ik tot de conclusie dat het verhaal van Abbas heel redelijk is en zelfs overtuigend, met uitzondering van wat de man zegt over de nu populaire steekpartijen. Ik kan natuurlijk niet in de binnenkamer kijken van Ramallah of van Jeruzalem en niet of nauwelijks beoordelen wat zich in die binnenkamers afspeelt. In elk geval is er een hemelsbreed verschil tussen wat wij hedendaags horen vanuit Ramallah en Jeruzalem. Propaganda?
Misschien, maar feit is toch dat wat Abbas als zijn politieke programma presenteert, niet alleen bij het CIDI, maar ook tegenover de Tweede Kamer en minister Koenders als uitermate redelijk overkomt. Met betrekking tot de vluchtelingen, het meest heikele punt, zegt hij dat hij niet de terugkeer bepleit (“Ik begrijp de grote problemen daarbij”) maar een oplossing. De oplossing over de grenzen en het principe van de landruil lag al bij de gesprekken met Ehud Olmert op tafel. Zo ook met betrekking tot Jeruzalem en de veiligheidsvraagstukken. Het is zeker zo dat Olmert en Abbas het eens waren over de hoofdlijnen van een akkoord dat de stichting van een Palestijnse staat inhield en de erkenning van Israël door Palestina en de Arabische staten. Het moet gezegd worden: over de steekpartijen was Abbas niet duidelijk genoeg. Hij verwees naar het gedrag van de kolonisten en de voortgaande samenwerking tussen Israël en de Palestijnen met betrekking tot de veiligheid op de Westbank. Tegenover al deze al of niet gemeende teksten staat aan Israëlische zijde alleen de uitspraak dat Israël voor lange tijd de controle wil houden over de Westbank vanwege het gedonder in de Arabische omringende wereld.
Dit alles kan alleen betekenen dat de kloof tussen de Palestijnse en de Israëlische aspiraties somber makend groot is. Wanneer men in propagandatermen zou spreken, wordt de slag gewonnen door de Palestijnse president. De huidige Israëlische regering lijkt daarentegen in het geheel niet meer te denken in termen van een tweestaten oplossing, terwijl Aboe Mazen als een redelijk en vriendelijk staatshoofd overkomt. Ik vrees dat in de boezem van tal van regeringen dezelfde opvatting leeft. Ook in Den Haag!