Joodse gemeenschappen, waar ook ter wereld, zijn heel achterdochtig. Daar zijn vaak ook veel redenen voor, van historische en van actuele aard. Maar daarom is die achterdocht nog niet altijd gerechtvaardigd. Ik begrijp natuurlijk dat historische ervaringen van groot belang zijn en nog meer de conclusies die erop gebaseerd zijn. Wie naar zichzelf kijkt of goed naar zijn omgeving luistert, weet dat historische ervaring en de daarbij behorende emotie al snel overgaan in vooroordeel. Zo is mijn ervaring in Nederland met antisemitisme zeer gering, terwijl ik ook genoeg mensen ken die overal om zich heen antisemieten zien. De menselijke ziel is complex.
Die achterdocht geldt in de Joodse gemeenschap zeer vaak de politiek. Deze uit zich dan niet in de vaststelling van antisemitisme in het politieke bedrijf, want daarvan is in Nederland geen sprake, maar veeleer de opvatting dat een aantal politieke partijen tegen Israël is. Dat is natuurlijk in het geheel niet aanvaardbaar, zo wordt dan veelvuldig gesteld, maar de belangrijke vraag “wat bedoelt u nu met deze zogenaamde anti-Israëlhouding,” wordt vrijwel nooit gesteld. En toch is die vraag zeer relevant!
Dat is zeker het geval nu de contouren van het Midden-Oostenbeleid van de (nieuwe) minister van buitenlandse zaken Frans Timmermans zichtbaar worden. Voert Timmermans, in Joods-Nederlandse ogen, nu een anti-Israëlbeleid, een pro-Israëlbeleid of iets er tussenin? Is hij pro- of anti-Palestijns of er ergens tussenin? Laat ik eerst zeggen wat mijn conclusie is en die pas daarna met argumenten onderbouwen.
Frans Timmermans, minister van BuZA van het Koninkrijk der Nederlanden, is een vriend van Israël. Echter, hij is ook een vriend van de Palestijnen en ik begrijp waarom. De vraag of hij een vriend is van Israël of Palestina meet ik niet af aan de juistheid van Timmermans’ pleidooi voor etikettering van goederen uit de bezette gebieden. Ik ben het daar overigens mee eens, want ik wil niet meewerken aan een sluipende annexatie van die gebieden door Israël. Dat is de achtergrond van de Israëlische campagne tegen die etikettering. De opvatting van Timmermans over deze kwestie heeft dus niets te maken met pro of anti wat dan ook.
Ik heb in de afgelopen maanden Frans Timmermans op twee momenten zien optreden en gezien, wat mij overigens niet verbaasd heeft, waar hij ten diepste staat en van waaruit ook zijn politieke handelen begrepen moet worden.
Op 13 mei trad de minister op bij de zogenaamde Scopus Award uitreiking van de Hebreeuwse Universiteit. Nu is het sowieso een genoegen naar deze man te luisteren, maar de kern van de zaak was natuurlijk of hij zich zou uiten over zijn meest echte motieven bij de oordeelsvorming over de staat Israël. Ik was onder de indruk omdat de minister uiting gaf aan zijn besef dat het niet anders kan dan dat Nederland, Europa in zijn algemeenheid, zich diep bewust is van het feit hoe Israël na de sjoa tot stand is gekomen en dat wij, Nederland dus, ons nooit aan de verantwoordelijkheid daarvoor kunnen ontrekken. De staat Israël, zo maakte hij duidelijk, is de enige garantie tegen een nieuwe sjoa. Ik geloof niet dat het beter gezegd kan worden.
De tweede gelegenheid deed zich onlangs in Jeruzalem voor. Deze columnist was daar wegens de Hebreeuwse Universiteit en de festiviteiten rond de verjaardag van president Shimon Peres. Het was niet geheel toevallig dat ik Frans Timmermans, met wie ik natuurlijk een gemeenschappelijke politieke achtergrond heb, daar weer ontmoette. Onvermijdelijk was het dat hij mij deelgenoot maakte van zijn blijdschap en optimisme in Israël te zijn en bij te dragen aan het vredesproces, zonder op enigerlei wijze de Nederlandse rol te overdrijven. Maar ontroerd was ik toen hij mij sprak vlak voor zijn bezoek aan Jad Wasjem en vooral daarna. Deze minister weet zonder twijfel wat het perspectief is van waaruit zijn bijdrage aan het vredesproces gezien moet worden. Ik heb daar alle vertrouwen in. Overigens moet gezegd worden dat ook zijn voorgangers begrepen waar het echt over ging, hoewel de spreekvaardigheid van de diverse heren niet op hetzelfde niveau lag.
Ik zou willen dat in Joodse kring in Nederland beter onderscheid gemaakt zou worden tussen wat een grondhouding is van politiek handelen, zoals door Timmermans aangeduid, en anderzijds pittige kritiek, die geheel gerechtvaardigd kan zijn. Daar ligt natuurlijk het centrale punt: dat noodzakelijke kritiek op verwerpelijk beleid geenszins slaat op de fundamentele noodzaak van het bestaan van de staat Israël. Deze minister heeft dat uitstekend begrepen. Ik ben er oprecht blij mee!