Zoals wij allen zag ik de beelden van een opeengepakte, eindeloze stoet van duizenden mannen, vrouwen, kinderen, in alle leeftijden, strompelend door de modder en doorweekt door de regen. Ik zag de beelden van een groep vluchtelingen die in groten getale midden in de nacht, verdwaald, door een rivier waadden op weg naar een verre grens. Ik kon het niet nalaten onmiddellijk te denken aan de foto's van grote groepen Joodse vluchtelingen in al hun schamelheid op weg naar een hoopvolle toekomst. De parallel met de beelden nu is toch onweerlegbaar?
Mij werd verteld, in gesprek met verontruste burgers van Amstelveen waar ik lid van de gemeenteraad ben, dat in het debat over het ‘vluchtelingenvraagstuk’ de ratio moest heersen over de emotie. Nu ben ik er in het algemeen vóór om de grijze cellen op topcapaciteit te laten werken bij het oplossen van ingewikkelde problemen. Ik vind ook dat in een aantal gevallen onze emotie een ethische of morele richtlijn verschaft om ergens pal voor te gaan staan of om krachtig te handelen omdat de omvang en betekenis van het probleem ons emotioneel overweldigt. Zo ook met het huidige vluchtelingenvraagstuk dat ons dwingt een keuze te maken en te doen wat vereist wordt. De geschiedenis van met name de Tweede Wereldoorlog en het ethische besef dat deze tijd teweeg bracht, leidde tot de vastlegging van de wijze waarop vluchtelingen behandeld moesten worden: het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951. Ook, en misschien vooral, het jodendom stelt hoge ethische en morele eisen aan de wijze waarop Joden dienen om te gaan met vluchtelingen.
Ik heb mij wild geërgerd aan de wijze waarop officiële Joodse instanties en ook tal van individuen zijn omgegaan met de mededeling dat in Amstelveen een noodopvang zou komen voor asielzoekers. Ik geloof werkelijk dat opvang van vluchtelingen tot de hoogste morele of religieuze principes behoort van het jodendom. De orthodoxe rabbijn en dayan die ik raadpleegde, bevestigde dit. Om deze reden heb ik weinig begrepen van de dubbele en doorzichtige houding van officiële bestuurders van Joodse instellingen, die zeggen wel pro-vluchteling te zijn, maar niet in mijn backyard. Dit laatste staat gelijk aan wat ik in de afgelopen dagen veelvuldig heb gehoord, namelijk dat de noodopvang midden in de Joodse wijk van Amstelveen zou komen. Ik hoor een studentenrabbijn uit Amsterdam, die naar ik zeker weet vlakbij de ABN AMRO op de Zuidas woont, betogen dat hij in een Joodse buurt - wel kilometers van de plaats des onheils - geen risico kan nemen met de veiligheid van de Joodse gemeenschap omdat enkele honderden ‘sjlemielen’, op de vlucht voor dictators en jazeker Moslims, in een leegstaand kantoorgebouw worden gevestigd in een buurt waar inderdaad de Joodse populatie iets hoger is dan het geschatte gemiddelde percentage van 5% in Amstelveen en Buitenveldert.
Ik was stomverbaasd te horen van Joodse leiders dat wij een ‘Joodse wijk’ in deze buurt hebben, verbaasd vooral omdat ik er zelf woon en nog nooit op de gedachte ben gekomen in een Joodse wijk te leven. Dat is natuurlijk flauwekul. Elders in Europa bestaan nog evident Joodse wijken, maar hier zijn deze er om verdrietige redenen op geen enkele wijze meer. Het argument is een misselijkmakend gelegenheidsargument, gebaseerd op opgeklopte angst en tot mijn verbazing en woede, op vooringenomenheid tegen een groep mensen waarvan men alleen weet dat het om Moslims gaat. Deze nu zijn per definitie anti-Joods en gevaarlijk voor de vrouwen en kinderen van de Joodse gemeenschap. Conclusie is dan dat deze niet te benijden groep niet mag wonen in of nabij de Joodse wijk. Separatie van deze groepen is de enige keuze, alsof dit de terecht gewenste veiligheid voor de Joodse gemeenschap zou kunnen garanderen. Droevig vind ik ook dat op voorhand, zonder enige aanleiding en een vorm van bewijs, ervan wordt uitgegaan dat het hier om foute lieden zou gaan. De redenering die hier de grondslag van vormt, vind ik immoreel en volstrekt in strijd met de Joodse ethiek ten aanzien van vreemdelingen. Ik zou gedacht en gewenst hebben dat onze Joodse leiders op de bres zouden staan voor vluchtelingen, ongeacht hun geloof en zonder dat er enige aanleiding is te denken dat het hier om jihadisten zou gaan. De Joodse gemeenschap zou een groots en betekenisvol gebaar hebben gemaakt wanneer het beleid dat van toenadering en contact zou zijn geweest!
Ik ben 12 jaar voorzitter geweest van het bestuur van VluchtelingenWerk Nederland. Ik durf te zeggen dat het samenleven van Nederlandse burgers en vluchtelingen vrijwel nooit met vervelende incidenten gepaard gaat. Een van de redenen is dat tot het werk van VluchtelingenWerk behoorde de inzet van duizenden vrijwilligers om de vluchtelingen in hun moeizame omstandigheden van dienst te zijn. De Joodse gemeenschap van de ‘Joodse wijk’ zou zich een soortgelijke opdracht moeten opleggen.
Mij werd in de afgelopen dagen verweten dat ik slordig omga met de veiligheid van Joodse burgers. Dat verwijt raakt mij zeer. Separatie, zoals ik zei, zou de enige weg zijn. Dat is onzin en ik geloof bovendien dat wij een overheid hebben die met alle beschikbare middelen zich zal inzetten voor de veiligheid in die ‘Joodse wijk’, waar nu in een behoorlijk afgelegen gebouw vluchtelingen worden gehuisvest. Angst, opgeklopte angst, is een heel slechte raadgever. De vluchtelingen zijn er nog niet en er is nog tijd voor het Joodse establishment om zich te revancheren.