Deze bijdrage wordt de dag voor Jom Kipoer geschreven. Onvermijdelijk is de vraag of mijn doorgaans politieke reflecties iets van doen hebben met de bijzondere dagen van Rosj Hasjana en Jom Kipoer. Tenslotte is het ook niet voor niets dat de Joodse en Israëlische media uitvoerig aandacht geven aan wat deze dagen voor het jodendom, de Joden in elke soort beschikbaar, en Israël zouden kunnen betekenen.
Op die vraag is een eenvoudig antwoord mogelijk wanneer men inhoud geeft aan de religieuze betekenis van deze bijzondere dagen. De relatie met HaSjem is doorslaggevend en in die relatie en in die tot je omgeving overweegt men of, laat ik maar zeggen, verbeteringen in gedrag en denken mogelijk zijn. Het mooie daarvan is ook de veronderstelling dat de tesjoewa, de bezinning, tot vergeving leidt en het voornemen het beter te doen.
Ik vind dit een mooie en betekenisvolle gedachte die veel nut kan hebben in het persoonlijke en maatschappelijke leven van die vele Joden die iedere dag met HaSjem van gedachten wisselen. Het voornemen alleen al om het beter te doen, dat op Jom Kipoer bij het ingaan van Ne’ila toch geacht mag worden ingezonken te zijn, is absoluut waardevol. Ik behoor echter tot die dwazen die menen dat het resultaat van al deze overwegingen in het persoonlijke leven van je medemens (en van jezelf) zichtbaar zou moeten zijn. En daar wringt de schoen, want ik heb nog nooit kunnen waarnemen dat de dag nadat wij Ne’ila hebben uitgesproken, er sprake was van ander gedrag. Het gedonder van de dag voor Jom Kipoer gaat immers de dag erna eigenlijk gewoon weer verder. Zeker, het voornemen is prachtig. Maar de mens is immers toch zwak?
Een boeiende vraag is wat iemand met de bijzondere dagen doet of kan doen wanneer zijn geloof in HaSjem beperkt is of geheel niet bestaat. Laat ik bekennen dat ik tot deze categorie behoor en dat de zaak nog gecompliceerder is omdat deze columnist ook nog een grote sympathie heeft voor wat ik zal noemen de traditionele vormen van het jodendom. Hoe te handelen of te overwegen?
Mijn oplossing is dat het nuttig en waardevol is ook zonder een religieuze opdracht regelmatig te overwegen of alles verloopt via aanvaardbare patronen. Men hoeft toch helemaal niet godsdienstig te zijn om tal van waarden die een godsdienst inhoudt, ook van betekenis te achten voor mensen die een profaan wereldbeeld hebben? Het is immers niet zo dat ethische en morele waarden alleen voorbehouden zijn aan mensen met een religie, hoewel ik ook geloof dat onze westerse ongelovige maatschappij doordrenkt is van waarden ontleend aan religieuze tradities. In die zin kan men zeggen dat de ongelovige tot een bepaalde hoogte het leven leidt dat vergelijkbaar is met een persoon die religieuze waarden meer benadrukt.
Ik zal dus op Jom Kipoer zeker aanwezig zijn in een synagoge, niet zo zeer vanuit een strikt religieuze betekenis als wel vanuit een gemeenschappelijk ethisch en moreel erfgoed. De oude vormen van de traditie helpen daarbij en geven de dag een emotie van ontroering. Zo kan men dus het dilemma van geloof of ongeloof op een aanvaardbare wijze oplossen.
Ik vind nog een andere vraag interessant: of de dagen van Jom Kipoer ook betekenis hebben in het interstatelijke verkeer. In dit concrete geval zou de vraag dus zijn of de staat Israël of de regering van Israël een eigen opdracht heeft tot een bepaald gedrag ingevolge de reflectie die op de Hoge Feestdagen allerwegen in Israël plaatsvindt. Mijn eerste reactie zou zijn dat de scheiding van Kerk en Staat (in Israël niet consequent doorgevoerd) een dergelijke als hier bedoelde reflectie niet mogelijk maakt en overbodig is. Toch meten staten zich wel degelijk een opdracht aan. In Israël kan men zeggen dat de vervulling van het zionisme die opdracht is en er zitten wel degelijk ethische en morele aspecten aan die opdracht.
Voor deze dag maak ik mij van deze moeilijke vraag af door mijzelf toe te zeggen erover na te denken ergens op de dag van Jom Kipoer. Dan heb ik ook weer een onderwerp voor de volgende Jom Kipoer!