Er is nauwelijks, ook niet in deze moderne tijd, een instelling in Israël die machtiger is, een grotere rol speelt in de samenleving en regelmatig onderhevig is aan scherpe kritiek die of voortkomt uit gedrag tijdens grote militaire acties of uit het gedrag van individuele soldaten en/of officieren, dan het leger van Israël. De topofficieren in de Israëlische krijgsmacht, de Israel Defence Forces, laten ook regelmatig weten dat hun leger ‘een leger is van de hoogste morele standaarden’, hetgeen niet simpel is in de situaties waarin het leger moet optreden. Dat alles in een politiek gespannen en verdeeldheid bevorderende situatie. De IDF toont wat het waard is in zeer verschillende omstandigheden en dat is zonder twijfel een zware opgave.
Ik had een vriend in Israël wiens zoon van 19 jaar afgekeurd werd voor de dienstplicht. In Nederland zou men gejuicht hebben, maar deze vriend deed er alles aan, op verzoek van zijn zoon, om hem toch dienstplicht te laten vervullen. Zijn toekomst was er mee gemoeid, maar vooral de wijze waarop er tegen hem zou worden aangekeken in het geval deze zoon niet in de IDF zou dienen. Ik herinner mij de opluchting toen deze jongen werd toegestaan te dienen in een simpel, non-combat baantje. In elk geval werd voldaan aan een belangrijke ethische standaard in de Israëlische samenleving, die van het dienen in de IDF.
Er zijn tal van tekenen waaruit blijkt dat niet alleen de ‘taken’ van de IDF zijn veranderd, maar dat ook het instituut zelf in enigerlei mate ter discussie staat. Het is moeilijk vast te stellen hoe diepgaand deze ontwikkeling is, maar dat die er is, lijkt mij zeker.
De veranderende rol van de IDF heeft alles te maken met de omstandigheden waaraan de IDF onderhevig is en die het gevolg zijn van de veranderde randvoorwaarden die de samenleving van Israël de laatste decennia laat zien. Het belangrijkste lijkt mij dat de IDF niet alleen meer de rol vervult in de strijd tegen vijandige Arabische landen, maar sinds de Zesdaagse Oorlog van 1967 geconfronteerd wordt met nieuwe omstandigheden. Hoewel er meerdere nieuwe ontwikkelingen zijn, beperk ik mij tot wellicht de twee meest belangrijke.
Het is niets nieuws om vast te stellen, maar de bezetting van de Westbank en de militair-strategische gevolgen hebben de IDF diepgaand beïnvloed. Om het heel scherp te stellen: ik heb wel eens de indruk gehad, die paar keer dat ik een checkpoint passeerde en de houding kon waarnemen van 19-jarige jongens en meisjes ten opzichte van Palestijnen, dat deze Israëlische militairen ook een diepe afkeer hadden van de Palestijnen die zij moesten controleren. Het is lastig, maar ik kan mij voorstellen dat ook enige empathie zichtbaar zou zijn in de houding van jonge militairen tegenover mensen in een zwakke positie, die dagelijks vaak urenlang moeten wachten tot zij verder kunnen. Wat ik enkele keren zag aan de checkpoints, was de vernedering van Palestijnen en de arrogantie van militairen. Zou dat anders kunnen? Misschien, maar wat ik wel weet, is dat zonder een drastische verandering van de randvoorwaarden er aan beide zijden niets zal veranderen. Wie ooit met Palestijnen sprak, weet dat de vernedering het ergste is. Wie ooit met Israëlische militairen sprak, weet dat de situatie en de daarbij passende houding vrijwel onvermijdelijk is. Beide partijen zijn slachtoffer en gevangenen van hun eigen situatie. In Israël zegt men dat de IDF tegenwoordig ook een bezettingsleger is. Dat moet een diepgaande invloed hebben op generaties van officieren en soldaten!
De tweede verandering die vaak beschreven wordt, is de toename van het aantal militairen met een religieuze visie op het dienen op de Westbank. Zij menen dat Judea en Samaria bij Israël horen en dat dienen in het leger dient bij te dragen aan de verwerkelijking van deze religieuze visie. Al vele malen hebben wij kunnen zien dat deze houding tot ernstige conflicten leidt in de militaire hiërarchie, omdat deze strijdig is met de door regering en parlement geformuleerde uitgangspunten. Hoe sterk deze beweging is, durf ik niet te zeggen, maar mijn vermoeden is toch dat deze aanzienlijk is. In deze kringen wordt ook anders aangekeken tegen de rol van de IDF bij de bezetting. Deze zou het religieuze zionistische ideaal dienen en moet om die reden geprezen worden. Enkele politieke partijen in de Knesset ondersteunen deze houding openlijk en actief!
Zijn deze ontwikkelingen een reden tot zorg? Is de democratie in Israël zodanig ontwikkeld dat er geen gevaar uitgaat van deze ontwikkelingen? Is het democratisch besef zo ingebakken bij de professionele militaire hiërarchie dat wij geen gevaar hoeven te duchten? Het zijn vragen met een deels toch ook speculatief antwoord dat links en rechts in Israël zeker scheidt. Het antwoord is naar mijn mening dat op dit moment de democratische krachten, die een strikte scheiding van de machten voorstaan, nog altijd de sterksten zijn. Maar er zijn redenen genoeg om niet zonder zorgen te zijn!