In Israël is een debat gaande dat ik niet helemaal begrijp. Het gaat over een nieuwe wet van de omstreden minister van justitie, een aanhangster van de settlers op de Westbank, die een wet heeft voorgesteld om, naar men zegt, duidelijk te krijgen waar zogenaamd linkse organisaties hun financiering vandaan halen. Voor zover het tenminste gaat om financiering vanuit het buitenland!
Een pikant en tamelijk absurd ideetje in dit geheel was dat vertegenwoordigers van de zogenaamd linkse organisaties met financiering vanuit het buitenland, zodra zij de heilige grond van de Knesset betreden, een specifiek naamkaartje moesten dragen om daarmee te laten zien dat zij leven en werken door financiering vanuit het buitenland, in het bijzonder van buitenlandse regeringen. Een kaartje dus met zoiets als 'Ik ben links en leef op de zakken van het buitenland'. Een tamelijk pikant Davidssterretje dus! Voor rechtse activisten zou het verhaal niet van toepassing zijn, want zij leven niet op de zakken van buitenlandse regeringen, maar meestal op de gevulde bankrekeningen van Amerikaanse Joden die hun zionistische aspiratie uiten door hartelijke steun aan de settlers van de Westbank. Overigens ook vaak Joden van Amerikaanse origine!
Over deze kwestie is heel wat tumult ontstaan, ook in het buitenland, en niet geheel ten onrechte. Ik vind het zeer terecht dat bij allerlei activiteiten van politieke aard, bekend is wie de financiers zijn en dat de betekenis van welke activiteit dan ook beoordeeld kan worden in het licht van de Non-Governmental Organization (NGO) die daar achter zit. Het tumult is vooral ontstaan door de beschuldiging dat de voorgenomen wetgeving gericht is tegen linkse organisaties in Israël, zoals mensenrechtenorganisaties en een instituut als Breaking the Silence. Die zijn natuurlijk heel kwetsbaar omdat hun activiteiten zich doorgaans ook richten op de huidige rechtse regering, die in het geheel niet te spreken is over alle verwijten die door tal van organisaties aan ze gericht worden.
Inmiddels heeft de minister van justitie in het meest recente voorstel die idiote eis van een kaartje op de borst te dragen, laten vallen. Dat is winst, hoewel van beperkte betekenis. Veel wezenlijker is de vraag of een regering, het parlement of de publieke opinie het recht hebben te weten met welk geld NGO´s hun werk financieren. Ik denk dat die eis gesteld mag worden. In de Nederlandse praktijk van de ontwikkelingshulp in de Derde Wereld is altijd bekend dat de Nederlandse regering de financier is in de meest brede zin. Daar is niets tegen, omdat zonder die kennis de veronderstelling gerechtvaardigd is dat een regering verborgen doelen heeft en dus de bron van de financiering onbekend wil laten. Dat alleen al zou in mijn ogen onaanvaardbaar zijn.
Ik weet niet of Israël een zelfde soort regel heeft als Nederland, want officieel is het hier niet toegestaan dat een buitenlandse regering zich mengt in onze binnenlandse politiek. Met die regel wordt erg soepel omgegaan wanneer het gaat om bevriende regeringen die binnen de democratische rechtsorde contacten onderhouden met Nederlandse NGO´s en die zelfs mee helpen financieren. Ik heb genoeg voorbeelden daarvan gezien in de Nederlandse praktijk en ik ken geen voorbeelden van negatieve aard zolang als de activiteit zich binnen de democratische rechtsorde afspeelt.
De vraag is nu hoe het voorgestelde wetsontwerp gezien moet worden binnen een open en democratische samenleving, of dat de wet een instrument wordt van strijd van rechts tegen links. Er zijn redenen in overvloed om daarvoor te vrezen. Het belangrijkste argument is dat rechtse particuliere financiële bronnen vanuit het buitenland niet bekend gemaakt hoeven worden. Daarmee wordt op zijn minst de schijn gewekt dat de wetgeving uitsluitend gericht is tegen alles wat voor links doorgaat. Ik vrees echter dat het meer dan schijn is!
Zoals doorgaans al regel is in Israël, is de regering nu ook weer verdeeld, en tot mijn verrassing schijnt de minister-president een matigende rol te spelen. Dat is winst! Wat er naar mijn smaak zou moeten gebeuren, is het ontwerpen van een wet die ongeacht de politieke kleur van wie dan ook, voorschrijft dat in geval van buitenlandse financiering, de bronnen openbaar moeten zijn. Dat is een kwestie van democratische transparantie. Wanneer de veiligheid van de staat op het spel staat, hetgeen geen theoretische kwestie is, is er alle reden om te weten wie wat betaalt.