Het is voor een ambassadeur van Israël in deze tijd lang niet altijd eenvoudig de belangen van zijn land te behartigen en in het bijzonder is het niet simpel om nuances in de situatie van Israël op adequate wijze over het voetlicht te brengen. De rechtervleugel van politiek Israël, doorgaans overigens een vleugel met een machtige reikwijdte, is in Europa zelfs in het centrum van de politiek, niet erg populair. Daarom was het zo verheugend dat in de afgelopen week, op initiatief van de ambassade van Israël, Moshe Negbi een bezoek aan Nederland bracht. Negbi is in Israël een vermaard specialist op het gebied van de mensenrechten en schroomt niet scherpe woorden te gebruiken wanneer daartoe aanleiding is. Zijn invloed is zodanig dat de Israëlische staatsradio, doorgaans een de regering napratende instelling, het al 30 jaar lang niet aandurft hem zijn radioprogramma af te nemen.
Afgelopen week mocht ik Moshe Negbi ontmoeten als lid van een Human Rights Watch-delegatie met o.a. ook de Nederlandse directeur Anna Timmerman.
Ik mag zeggen dat ik mij van het begin van mijn politieke loopbaan tot ver na het einde van deze loopbaan met mensenrechten heb bezig gehouden. In de eerste jaren: de Vietnamese bootvluchtelingen en de Joodse ‘refuseniks’ uit de voormalige Sovjet-Unie. Die laatste groep heeft een diepgaande invloed gehad op mijn politieke visies tot de laatste 12 jaren als voorzitter van Vluchtelingen Werk Nederland. Met enige pijn in het hart verliet ik deze organisatie in het begin van dit jaar. Vluchtelingen: ook zo’n populair onderwerp in de Europese politieke verhoudingen.
Een gesprek als dat met Moshe Negbi roept bij mij tevoren altijd enige spanning op omdat het thema van de mensenrechten als zodanig in Israël tegenstrijdigheden oproept die met zorg en nauwkeurigheid dienen te worden besproken, hetgeen lang niet altijd het geval is. Net zoals het mensenrechtenvraagstuk heel vaak controverse oproept vanwege het vermeende spanningsveld tussen veiligheid en mensenrechten.
In een openhartig gesprek met Moshe Negbi komt dat spanningsveld natuurlijk als eerste aan de orde. Ik begrijp uiteraard ten volle het argument dat zorg voor de veiligheid, of anders gezegd de strijd tegen het terrorisme, kan leiden tot een zekere inperking van de mensenrechten. Dit argument speelt uiteraard vooral op de Westbank, maar ook ten opzichte van Israëlische Arabieren die verdacht worden van tegen de veiligheid van de Staat gerichte activiteiten. Het probleem dat ik heb, is niet de vraag of een zekere inperking soms verantwoord is, maar vooral het feit dat de juridische rechtvaardiging slecht onderbouwd wordt. Met andere woorden: in hoeverre is dit een gelegenheidsargument? Men kan toch zeggen dat al vele malen is aangetoond door allerlei onderzoeksrapporten, ook van Human Rights Watch, dat er nogal wat is aan te merken op de handhaving van mensenrechten in onder Israëlische controle staande gebieden. (Voordat een aantal mensen op hoge poten bezwaar maakt, nog even dit: het is mij bekend dat in Gaza en de Arabische wereld de situatie veel slechter is!). Het boeiende is dat Moshe Negbi voor deze kritiek bepaald oog heeft en meent dat hij zelf op tal van manieren voor deze vraag aandacht heeft gevraagd. Interessant is ook zijn reactie: in Israël staat het Hooggerechtshof borg voor de mensenrechten en eenieder, ook de Palestijnen op de Westbank, kan zich tot het Hof wenden. Hetgeen volstrekt juist is en ook gebeurt!
De kwestie is uiteraard ook of deze voortreffelijke voorziening (het Israëlische Hooggerechtshof bestaat traditiegetrouw uit onafhankelijke hoogstaande juristen) voldoende is om de handhaving van de mensenrechten te garanderen. De politieke ontwikkeling in Israël wijst tot mijn verdriet niet in de goede richting. Het debat over de beperkingen op de zogenaamde NGO’s (non-profit organisaties) staat even stil, maar ik vrees dat een meerderheid in de Knesset nog altijd voor die beperkingen is. Het meest verontrustende vind ik dat de IDF op de Westbank zijn gang kan gaan zonder behoorlijk civiel gezag en dat er nogal wat krachten zijn in diezelfde krijgsmacht die met toegeknepen ogen de behandeling van de Palestijnen op een onaanvaardbare manier laten verslechteren, alles met het doel, vrees ik, uiteindelijk het hele gebied bij de staat Israël te trekken. Hetgeen Hasjem moge verhoeden!
Het voert op dit moment te ver om te schrijven over de manier waarop aangekeken wordt tegen de Afrikaanse vluchtelingen die in Israël een toevlucht zoeken. Nu is altijd pijnlijk en kwetsbaar tegen Israël of het Joodse volk te zeggen dat zij toch weten wat vluchteling zijn betekent. Toch is het zo! Moet men uit dit argument afleiden dat de Afrikaanse vluchtelingen niet fatsoenlijk behandeld worden? Ik denk van niet. De conventies van de Verenigde Naties, ook onderschreven door Israël, bieden keiharde uitgangspunten. Toch leidt Israël schade wanneer uitgeputte Afrikanen die het land bereiken, door minister van Binnenlandse Zaken Yishai infiltranten worden genoemd. Kan het nog dommer en pijnlijker? Israël heeft tot mijn verdriet, wanneer het om niet-Joodse vluchtelingen gaat, nog steeds geen goed record.
Het is heel nuttig dat een persoon als Moshe Negbi naar Nederland komt om op een integere en constructieve manier over mensenrechten te spreken. Kritische zin blijft geboden.