Vorige week was ik enkele dagen in Israël. Niet om vakantie te houden, maar omdat ik allerlei interessante en minder interessante zaken te doen had. Deze column is geen dagboek, want ik dacht pas na terugkeer dat ik aantekeningen per dag had moeten maken. Een volgende keer doe ik dat, omdat ik vaak wanneer ik Israël heb bezocht in de afgelopen jaren, het gevoel had, terecht of ten onrechte, weer eens iets bijzonders meegemaakt te hebben. Het lijkt wel of elk van mijn bezoeken aan Israël bijzondere spanningen of ervaringen of wellicht gevoelens oproept die ik bij elk bezoek aan een ander land niet heb. Een uitzondering: ik was enkele malen in verschillende delen van China en ik beken dat ik elke keer na terugkomst enige tijd in een soort van euforie verkeerde en ook de dringende behoefte had voortdurend te vertellen wat ik zag en over te brengen wat een ontzagwekkende ervaring dat land was en is. Mijn veelvuldige bezoeken aan Israël lijken erop, meer routineus zonder twijfel, maar toch elke keer met een soort van opwinding.
Flarden van wat ik afgelopen week zag en meemaakte, bij deze in een soort van ongecoördineerd dagboekje, per flard beschreven nu ik aan mijn schrijftafel zit. Jazeker, die tocht op de sjabbat met mijn mede-Governor van de Hebreeuwse Universiteit, per toeval naar de Dode Zee vanuit Jeruzalem, in de eerste plaats bedoeld om Maale Adumim weer eens te zien. Dat prachtige stadje buiten Jeruzalem, in wat echt bezet gebied is. Ik overweeg, langs het stadje naar beneden rijdend, dat de plek iets vervloekts heeft, prachtig om te zien maar beter had het er niet kunnen zijn. Die wonderlijk mooie woestijn brengt mij naar het diepste punt van het land. Beneden bij de Dode Zee en rijdend richting Ein Gedi, passeer ik een bordje met Qumran, de onvergetelijke plaats waar de fameuze rollen gevonden zijn. In dit naar mijn indruk volstrekt onleefbare gebied zijn zeer vroege uitingen van onze beschaving gevonden en ik vraag mij af, als zo vaak in een woestijn, hoe hier overleving mogelijk was. In Ein Gedi eet ik wat en worden wij letterlijk bijna overvallen door een groep bonkige en witte Nederlanders die ongegeneerd beginnen te melden dat de Here Jezus als de Messias al gekomen was en dat “jullie Joden” dat moeten aanvaarden. De lunch was al niet zo best, maar is nu zeker bedorven.
Andere flard van het bezoek: het symposium aan de Hebreeuwse Universiteit over de geschiedenis van de Joden in Nederland. Ik heb maar een klein deel van deze drie dagen durende zitting meegemaakt. Veel ex-Nederlandse Joden, de meeste met een keppel en veel grijze haren. Zeer goed georganiseerd onder leiding van André Boers, die ik nog van vroeger ken als een getalenteerde Joodse leider. De lezingen die ik hoorde, waren voor deze simpele ziel te moeilijk, omdat ik grote moeite heb met geschiedschrijving in filosofische categorieën. Briljant dat de avondzitting in het vernieuwde Israel Museum plaats vond met een receptie van de nieuwe ambassadeur van Nederland, Caspar Veldkamp. Briljant omdat de architectuur van het vernieuwde museum adembenemend is met een schitterende placering van al die prachtige judaica. Judaica vaak vanuit een verloren verleden, dat net zoals bij een wandeling door de Plantagebuurt in Amsterdam, toch ook een pijnlijk gevoel van nostalgie oproept.
Andere flard, die van het bezoek aan de Palestijnse universiteit in Abu Dis op de West Bank. Ik vraag mij voor de zoveelste maal af, net zoals bij een bezoek aan een Arabisch dorp in Israël, waarom de straten zo vreselijk zijn en het kennelijk geen gewoonte is allerlei straatvuil op te ruimen. Waardoor toch dit verschil met de Joodse plaatsen in Israël? In Abu Dis is de Palestijnse El Quds Universiteit, waarmee mijn Hebreeuwse Universiteit, waarvan ik met zo veel plezier Governor ben, samenwerkt in een gemeenschappelijk onderzoeksproject dat vanuit het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt betaald. Dat project heeft natuurlijk mede als oogmerk, op kleine schaal weliswaar, naast de wetenschap ook te laten zien dat samenleven en -werken mogelijk is. Ziad Abdeen, de Palestijnse hoogleraar en onderzoeksleider, laat met trots zijn onderzoekslaboratorium zien. In de avond ontmoeten de teams van El Quds en de Hebreeuwse Universiteit elkaar thuis bij de Nederlandse ambassadeur in de Palestijnse gebieden. Ik ben onder de indruk, misschien wel ontroerd, door de sfeer tussen Palestijnen en Israëli´s. Is er dan toch meer mogelijk dan wij doorgaans denken?
Thuis nu spelen er zo veel flarden door mijn hoofd dat deze column een echt dagboek had kunnen zijn. Omdat dit niet zo is, nog een paar flarden waar ik later op zal terugkomen, want zorgwekkende ontwikkelingen zijn er ook. Wist u al dat in Jeruzalem systematisch vrouwelijk schoon niet meer voorkomt op de billboards vanwege de gevoeligheden van de baardmannen? Wist u al dat er in de Knesset een wet in voorbereiding is die met name de zogenaamd progressieve NGO´s de mond zal snoeren? Wist u al dat in delen van het openbaar vervoer mannen en vrouwen gescheiden zitten, en dit in het publieke domein? Wist u dat er in het leger een hele rel is over de vraag of vrouwelijke soldaten bij gelegenheid mee mogen zingen omdat de baardmannen de Kol Isha, de stem van de vrouw als te erotiserend ervaren? Dat is overigens niets nieuws, want toen ik lang geleden voorzitter mocht zijn van het comité dat voor de Joodse gemeenschap de viering van de 50ste Onafhankelijkheidsdag organiseerde, deed het orthodoxe koor niet mee omdat in de liberale koren de stem van de vrouw te horen was en al te erotiserend was. Inderdaad, toen ook al!
Zo is er nog veel meer. Heerlijk zo’n paar dagen in Israël.