Tal van journalisten en andere nadenkende personen hebben het al vaak opgeschreven: er is een terechte vrees voor een cultuurstrijd in Israël. Zeker is het debat over dit onderwerp ooit begonnen met de vaststelling dat er een gevaar was voor een scherp conflict met grote maatschappelijke gevolgen tussen Sefardische en Asjkenazische Joden. Er is zeker sprake geweest, en wellicht nog altijd, van tegenstellingen tussen deze twee groepen. Ik denk óók dat de vrij succesvolle integratie van de Sefardische Joden een echt groot conflict heeft voorkomen.
Zelfs met de Israëlische Arabieren is het niet tot een groot conflict gekomen ondanks alle wederzijdse wantrouwen over de toekomst. Het schijnt op dit moment zelfs zo te zijn dat de integratie van deze groep verder gaat en dat meer en meer jonge Arabieren kiezen voor opleidingen aan Israëlische instellingen en voor een positieve bijdrage aan het land. Ik zal niet zeggen dat de verhoudingen op allerlei fronten goed zijn, maar ik durf wel de stelling aan dat de grote angst voor ernstige conflicten niet juist is gebleken. Zelfs de effecten van het Israëlisch-Palestijns conflict heeft nauwelijks geleid tot intern geweld, waarmee niet gezegd is dat Joden en Arabieren in Israël nu van elkaar houden.
Hoewel Israël altijd doordrongen was van nationalistische gevoelens vrees ik nu dat in extreem geformuleerd en ervaren nationalisme opnieuw een heel fors risico zichtbaar is geworden, dat ook dreigt te leiden tot verscherping van de verhoudingen. Het zionisme was uiteraard bij uitstek een nationale beweging en ook doortrokken van uitingen van nationalisme. Noem het de Joodse bevrijdingsbeweging, die op de golven van het Europese nationalisme en de discriminatie van de Joden besloot het lot in eigen handen te nemen en over ging tot de politieke bevrijding van de Joden, welke alleen in het toenmalige Palestina vorm kreeg. Dat ging zeker gepaard met heftige strijd, op het politieke en militaire vlak. Ik begrijp heel goed waarom de Arabische Israëli’s nog elk jaar de Nakba, de ramp die de Palestijnse Arabieren is overkomen, gedenken. Het nationalisme is altijd een heel wezenlijk element geweest in de politieke geschiedenis van de staat Israël, en is dat nog steeds.
De vraag is of de extreme vorm van nationalisme in Israël, vooral ter rechterzijde van het politieke spectrum, nu niet zichtbaar begint te leiden tot schade aan het democratische systeem, waaraan de stichters van de staat Israël, zowel van links als van rechts, zeer grote waarde hechtten. Voeg daaraan toe de pogingen van de mij zo geliefde baardmannen een soort van orthodoxe dictatuur te vestigen, en dan kan ik niet anders concluderen dan dat er opnieuw ernstige redenen tot zorg zijn. Ik denk dat ik mij in mijn zorg in goed gezelschap bevind.
Ik noem een paar recente voorvallen. In de Knesset wordt een wetsontwerp van de Likoednik Dichter besproken waarin het recht wordt geformuleerd dat uitsluitend Joden in bijvoorbeeld een dorp worden toegelaten. Dat wil zeggen met uitsluiting van anderen. De gedachte alleen al is een ramp van formaat en in volledige tegenspraak met de waarden die de stichters van de staat formuleerden. In gewone taal heet zoiets apartheid. De voortreffelijke president van Israël, Reuven Rivlin, ook een Likoednik, waarschuwt publiekelijk voor de aantasting van de democratie bij aanvaarding van dit wetsontwerp, dat op dit vlak de gelijke rechten van burgers afschaft. Ik hoop dat alle ‘Markuszowers’ van zich laten horen.
Ik ben ook geschrokken van het feit dat de beroemde rechter van het Amerikaanse Hooggerechtshof, Ruth Bader Ginsburg, vorige week in Jeruzalem waarschuwde voor de aantasting van de gelijke rechten van mannen en vrouwen in Israël en tevens pleitte voor de gelijke behandeling van de diverse Joodse religieuze denominaties. En dit uit de mond van Ruth Ginsburg!
Ronduit ontdaan was ik van het verhaal dat ik ontleen aan de Israëlische, liberaal-Joodse actiegroep IRAC (Israel Religious Action Center). Deze heeft een rechtszaak aangespannen tegen een orthodoxe rabbijn die tijdens de begrafenis van een moeder van een gezin belette dat de kinderen elkaar troostten. Dat wil zeggen: mannen en vrouwen door elkaar. Hij dreigde zelfs de begrafenis niet door te laten gaan indien deze “schandelijke” vermenging van mannen en vrouwen door ging. De familie capituleerde!
Zeker geloof ik dat deze voorvallen het gevolg zijn van een verwijtbare vorm van politiek en religieus extremisme die de grondslagen doen schudden. Er is reden tot grote zorg!