De mateloze ergernis die mij, kijkend en luisterend naar de antisemitische uitlatingen van enkele Turkse jongeren, beving, was de reden dat ik schrijven erover een week uitstelde. Ergernis en woede zijn niet de beste basis voor een nuchtere en geëngageerde analyse. Nu dan toch een poging!
Wij hebben het allemaal gezien en gehoord: enkele Turkse jongeren verheerlijken Hitler en laten weten dat deze crimineel goed werk heeft verricht en jammer genoeg zijn klus niet goed heeft afgemaakt. Belangrijkste reden voor deze loftuiting is het feit dat de Joden (uiteraard!) de Palestijnen willen vernietigen. Een boeiende tekst op een moment dat in Syrië de ene Moslim de andere uitroeit en de teller inmiddels is opgelopen tot minimaal 70.000 slachtoffers. Waarlijk is het gezonde verstand hier wel geheel verdwenen!
Wij kennen de Arnhemse feiten: de Islamitische buurtleider die de jongeren iets wil bijbrengen over de geschiedenis van de Nazi’s wordt verketterd en gedwongen onder te duiken. Dat met medeweten en medewerking van de Arnhemse autoriteiten. Arme burgemeester die elk gevoel kwijt lijkt voor een ordening van waarden, laat de boodschapper onderduiken en komt niet op het idee publiekelijk ten strijde te trekken tegen verwerpelijke Turkse jongens die er trots op blijken te zijn dat ‘hun hele klas’ er zo over denkt. En zo ook hun hele buurt en alle ooms en tantes, en dat zijn er vele! Zonder twijfel zijn ze ook nog geïnspireerd door hun Turkse leider Erdogan, die met zijn uitlatingen over zionisme het randje genaderd is of er al overheen is gevallen.
Ik weet niet of alles met alles te maken heeft, maar in Hongarije, lid van de Europese Unie, is antisemitisme weer bon ton geworden. De Unie tolereert het en men vraagt zich af waarom. In Nederland publiceert de historicus Chris van der Heijden een boekje waarin de daders van de Sjoa een gerelativeerde plek (enig begrip?) in de geschiedenis krijgen. Zo zijn er veel voorbeelden te noemen van uitlatingen die zonder samenhang toch duiden op een ontwikkeling die mij verontrust en soms tot woede aanleiding geeft.
Soms is er ook opperste verbazing, bijvoorbeeld toen een Nederlandse rabbijn aan een Joods-Marokkaanse organisatie voorstelde in te stemmen met een onderzoek naar de situatie onder Turkse jongeren, op voorwaarde dat hetzelfde onderzoek zou plaatsvinden onder de Joodse jongeren, want daar was sprake van islamofobie. Een heel enkele keer denk ik dat ik er niets meer van begrijp, en dit voorval was er zo eentje. Ik hoop dat deze anders zo verstandige rabbijn tijdens de Pesach tot verstandiger gedachten is gekomen!
In alle ernst: is er iets aan de hand en zo ja, in welke mate? Hebben wij met de ogen dicht de integratie of non-integratie van de moslimjongeren gevolgd? Is op deze wijze in kringen van de autochtonen het antisemitisme een gemeengoed geworden, niet alleen bij de jongeren, maar ook bij hun ouders? Heeft ons onderwijs zo ernstig gefaald dat enige vorm van historische opvoeding en daarop volgend historisch besef afwezig is? Is de bekende bewering dat het gedrag van Israël tegenover de Palestijnen vergelijkbaar is met de houding van de Nazi’s tegenover de Joden toch aanvaard? En daarmee ook elke uiting over Israël en het Joodse volk, ondanks de onzinnige beweringen? Moeten wij veronderstellen dat de noodzakelijke afkeer van, en het verzet tegen elke vorm van antisemitisme in onze samenleving verzwakt is en dat mede daardoor de meest afschuwelijke en absurde beweringen mogelijk zijn geworden? Wellicht dat wij antisemitische Turken nog eens de afslachting van één miljoen Armeniërs onder de aandacht moeten brengen? Misschien wordt men daardoor wat bescheidener.
Ik heb het idee dat de gevoeligheid voor antisemitisme in de Nederlandse samenleving niet is verminderd, en dat in de wetenschap dat dit vlak voor de Tweede Wereldoorlog, en ook daarna gedurende een 10 à 20 jaar, bepaald opvallend was. Weten doe ik het niet en misschien leef ik met een illusie. Dan is de vraag zeker of we in de eerste plaats voldoende weten en in de tweede plaats voldoende doen, ondanks de zeker nuttige inspanningen van instellingen als het CIDI. Ik denk dat het tijd is dat (weer?) eens goed in kaart moet worden gebracht wat de stand van zaken is. Goed onderzoek dus naar de publieke opinie in Nederland, en waarom niet in de Europese Unie? Maurice de Hond zou zijn plek in de Hall of fame definitief verdiend hebben wanneer hij dit zou entameren. En daarna een nationaal breed gesprek in politieke partijen en kerkgenootschappen en maatschappelijke organisaties over wat ons te doen staat. Een conclusie vooraf: het onderwijs moet op dit punt aanzienlijk verbeterd worden en al die geschiedenisleraren die gesard worden bij hun lessen, dienen de grootst mogelijke steun in de rug te krijgen.