Ik vraag mij af waarom de laatste weken, zeg maar de periode van de Gaza-oorlog, bij mij zo hard zijn aangekomen. Ik kan bekennen dat ik, zoals zovelen, met veel aandacht alles wat zich in en rond Israel afspeelt, volg. Lang niet altijd was het geval, uitzondering eigenlijk, dat die gebeurtenissen, zoals men dat in modern Nederlands kennelijk noemt, zo hard zijn binnengekomen. Met andere woorden: tal van gebeurtenissen hebben mij meer dan normaal aangegrepen en houden mij intensief bezig. Vandaag is de Gaza-oorlog hervat en dus een reden te meer om goed te overwegen wat er zich in Nederland in de afgelopen weken heeft afgespeeld.
Ik heb stellig de indruk gekregen dat de leiders van deze betrekkelijk kleine Joodse gemeenschap hun verantwoordelijkheid zwaar hebben opgevat, maar het is wellicht van belang een paar observaties over wat zich in Nederland in de afgelopen periode heeft afgespeeld, nog eens goed te analyseren. Een bijdrage daartoe bij deze!
De kern van mijn opvatting is de volgende: in Nederland zijn onverwacht ontwikkelingen zichtbaar en hoorbaar geworden op een schaal en met een intensiteit die wij niet eerder gezien hebben. Daarin staat centraal dat de Moslimgemeenschappen zich rond de Gaza-oorlog hebben gemanifesteerd op een wijze en in een omvang die ik niet had vermoed. Plotseling zagen wij op tal van plekken in Nederland heftige en agressieve uitingen tegen Israël die meer leken op de stijl van de Arabische wereld in plaats van uitingen die in elk geval een behoorlijke mate van integratie in de Nederlandse samenleving suggereerden. Belangrijkste verschijnsel: uitingen van grof antisemitisme door kleinere groepen, maar door de leiders van de demonstraties slechts afgewezen om redenen van opportuniteit. De kernvraag is natuurlijk of zoveel uitingen van antisemitisme voor meer staan dan de opvattingen van een beperkte groep, en zouden kunnen staan voor een veel grotere groep van Nederlanders die de islam aanhangen. Ik heb het niet onderzocht, maar ik vrees het ergste.
Het zou van veel belang zijn wanneer in Nederland op korte termijn stevig onderzoek zou worden gedaan naar de omvang van antisemitisme in Nederland. Met alle respect: de resultaten van diverse meldpunten kunnen een wetenschappelijke toets niet doorstaan: ze zijn goed genoeg om een zekere indruk te krijgen, maar bij verre niet genoeg om een goede beschrijving in handen te krijgen van aard en omvang van het antisemitisme. Hoewel ik geen onderscheid wil maken tussen de opvattingen van de ene of de andere burger, lijkt mij, gezien de recente gebeurtenissen, speciale aandacht voor de moslimbevolking onvermijdelijk. De Joodse gemeenschap in Nederland heeft het recht zich diep gekwetst te voelen door al die verschrikkelijke uitingen en na gedegen onderzoek te horen wat er in dit vredelievende land toch aan de hand is. In datzelfde land waar het nodig is dat alle Joodse gebouwen en instellingen nu al vele jaren extra worden bewaakt! Ik mag hopen dat het Sociaal Cultureel Plan Bureau wordt benaderd om dit belangrijke onderzoek te doen!
In dit verband interesseren twee zaken mij zeer: in welke mate beïnvloeden de traditionele Islamitische opvattingen, dat wil zeggen, zeer incriminerende anti-Joodse opvattingen, heden ten dage in Nederland de meningen van Moslims over Joden en vervolgens de vraag of de kennelijke radicalisering van de islam elders in de wereld, ook van invloed is op meningen en gedrag in Nederland. Daar komt zeker ook de observatie bij dat de gemeenschap van de Nederlandse Moslims veel beter georganiseerd lijkt te zijn dan ik dacht. De Nederlandse Joodse gemeenschap, traditioneel de groep die opkomt voor de belangen van Israël, moet zich realiseren dat in dit land de “machtsverhoudingen” aan verandering onderhevig zijn, en moet zich beraden op welke wijze de tegenkrachten dienen te worden georganiseerd.
Ik pleit met overtuiging voor goed onderzoek omdat opinies, vooral gestoeld op vooroordeel, geen positieve bijdrage kunnen leveren aan oplossingen voor de problemen waarvoor wij staan.
Toch zijn er ook optimistisch stemmende observaties. Veel wordt er geklaagd over de rol van de media en hun bevooroordeelde opinievorming, als het om Israël gaat. Mijn indruk is toch dat tijdens de Gaza-oorlog in het algemeen fatsoenlijke berichtgeving heeft plaatsgevonden en dat op vele momenten begrip is getoond voor de absolute noodzaak en het recht van Israël om zich te verdedigen. Talloze malen is gemeld dat Hamas weer eens een bestand had verbroken; dat Hamas inderdaad vanuit bevolkingscentra de gewapende strijd voerde en dat de tunnels slechts één doel hadden: slachtingen aan te brengen onder de burgerbevolking van Israël. Het is dus volstrekt onjuist om altijd maar weer te lamenteren over eenzijdige berichtgeving door de Nederlandse media.
Dan nog dit: de talloze verwerpelijke uitingen van antisemitisme hebben ook geleid tot massieve verontwaardiging; tot stellingnames van de regering, de kerken en politieke partijen. Het stelt mij gerust dat zoveel instanties en organisaties hebben laten weten waar zij staan. Net zo zeer als wij moeten strijden tegen antisemitisme, zo zeer is het nodig dat men vertrouwen geeft aan al die positieve krachten die in onze samenleving en om met hen een verbond te sluiten voor strijd tegen alle verwerpelijke uitingen van antisemitisme.