Er is een bijzonder belangwekkende discussie gaande over wat er nu moet gebeuren met de voormalige ISIS-strijders. Beter gezegd, met de voormalige ISIS-terroristen die in verschillende landen van het Midden-Oosten hebben geopereerd en nu vrij rondlopen. Een groot aantal zit zonder twijfel vast in kampen in Irak of Syrië, waar zij hun lot afwachten. Ongetwijfeld zal een groot aantal van hen pogingen doen die kampen te verlaten of te ontvluchten, waarvan een van de belangrijkste gevolgen zal zijn dat zij hun gerechtvaardigde straf ontlopen. Hoe groot hun aantal is, is niet duidelijk en evenzeer niet het aantal dat inmiddels kans heeft gezien ook feitelijk met hun wapens rond te zwerven op de voormalige slagvelden.
Bij de vraag wat met deze terroristen te doen, speelt ook het bijzondere feit mee dat een aantal van deze lieden kans heeft gezien ook hun vrouwen en kinderen mee te voeren naar het uitgeroepen kalifaat. Het lijkt verder duidelijk dat specifiek een groep vrouwen op een of andere wijze heeft weten deelnemen aan de strijd, waardoor zij kúnnen respectievelijk móeten worden veroordeeld voor oorlogsmisdaden. Om de zaak nog ingewikkelder te maken, hebben deze terroristen hetzij gezinnen meegenomen hetzij gezinnen gesticht. Men moet zich eens proberen voor te stellen hoe politie en justitieautoriteiten moeten handelen in een verleden oorlogssituatie, waarbij vrouwen en kinderen betrokken zijn. Met betrekking tot de kinderen is de zaak niet ingewikkeld. Zij behoren te worden weggehaald en beschermd, zelfs wanneer dat ten koste zou gaan van hun verblijf bij terroristische ouders. Deze zouden dan zonder twijfel een onzekere toekomst tegemoet gaan.
De discussie die in deze context gaande is, is een gesprek over de vraag of, hoe en waar de moslimextremisten na hun nederlaag van de afgelopen maanden moeten worden berecht en gestraft. Moet die berechting gebeuren in de landen waar zij nu verblijven of in hun landen van herkomst en waarvan zij een paspoort bezitten.
In de politieke discussie in en rond het Nederlandse parlement is er naar mijn mening sprake van verschillende uitgangspunten, die elkaar uitsluiten. Over de kinderen lijkt mij overeenstemming te zijn: zij mogen terugkeren en worden opgevangen op geschikte locaties, hetzij bij pleegouders of in daarvoor geschikte instellingen. Beide blijft geen pretje, omdat het gemis van de wettelijke ouders doorgaans niet veel goeds brengt.
De discussie over het lot van de ouders, man en vrouw verdacht van terroristische activiteit, is een geheel andere. Dat deze lieden moeten worden berecht, staat buiten kijf. Maar waar zou dit moeten gebeuren en onder welke voorwaarden? Tot zo ver lijkt een en ander mij vrij duidelijk, ervan uitgaande dat juridisch sluitende afspraken voorhanden zijn en de bereidheid deze toe te passen aanwezig is.
Ik heb het niet uit kunnen zoeken, maar ik vrees dat deze doorgaans bilaterale overeenkomsten niet overal voorhanden zijn - integendeel! Dat betekent dat de vraag wat er moet gebeuren met voormalige terroristen sterk wordt bepaald door politieke voorkeuren. Natuurlijk ziet men terroristen en/of hun aanhang niet graag terug in Nederland, omdat men de risico’s daarvan te groot acht. Ik denk dat dit toch niet het enige argument kan zijn! Minstens zo belangrijk acht ik het punt dat deze voormalige terroristen hun straf niet ontlopen en om goede redenen worden berecht voor wat meestal ordinaire oorlogsmisdaden waren. Een land als Irak, waar tal van ISIS-terroristen in gevangenkampen vertoeven, lijkt mij niet de plek waar deze afzichtelijke misdadigers met zekerheid straf krijgen en deze ook uit zitten. Immers, naarmate de wanorde nationaal en internationaal in de oorlogsgebieden toeneemt, neemt de kans op serieuze bestraffing af.
Juist dus om zeker te stellen dat terroristen en hun aanhang worden bestraft, ligt het wat mij betreft voor de hand dat ernaar wordt gestreefd dat terroristen uit Nederland ook híer worden gestraft, hoe moeilijk dit ook moge zijn. Het vinden van deze lieden, hun transport naar Nederland, de strafzaak hier en solide uitvoering van de strafmaat, is zeker geen simpele klus. Integendeel, het gaat om een ingewikkelde uitoefening van de rechtspleging. Het gaat vooral om het principiële punt dat deze daders hun straf niet ontlopen. Daarbij past geen lafhartig parlement en regering!