Het vraagstuk van de Joodse identiteit is zonder twijfel van alle tijden. Wanneer het al een vraagstuk is, dan is het in mijn visie een fascinerend vraagstuk, waar boeken en vele artikelen over geschreven zijn en waar zo mogelijk nog veel meer over gesproken is. Ons eigen Crescas ontleent er vermoedelijk zijn opdracht aan.
De Joodse feestdagen geven op tal van momenten aanleiding om het vraagstuk weer eens te overwegen. De schrijver van deze column beschouwt zichzelf als een seculiere Jood met heel af en toe een agnostisch trekje. (Zou het dan toch mogelijk zijn?). Het godsbesef is weinig of niet ontwikkeld in mijn geval en toch bezoek ik op de Hoge Feestdagen een synagoge en ik kan niet ontkennen dat er momenten van ontroering zijn. Vooral door het chazzanoet, waarvan gezegd wordt dat de chazzan door zijn zangkunst de verbinding legt met dat vage dat het goddelijke is. Ik houd veel van chazzanoet en ik heb wel eens chazzaniem gehoord die de uitvoering van deze onmogelijke taak benaderden. Een bezoek van een seculiere Jood aan een synagoge op de Hoge Feestdagen doet de vraag opwerpen van identiteit. Hoe kan men immers seculier leven en denken, de synagoge bezoeken en daar ook nog een zekere ontroering ervaren? Is het bijvoorbeeld denkbaar dat iemand zijn Joodse identiteit behoudt of wenst te behouden en tegelijk van mening is dat de Joodse religie en moraliteit daarin geen plaats hoeft te behouden? De verbinding met Israël of het zionisme zou voldoende zijn en zou zelfs voldoende zijn om de continuïteit van de generaties te behouden. Daarvan geloof ik nu niets en ik zou graag demografisch onderzoek willen zien dat aantoont dat Joodse identiteit vermindert met verlies aan kennis, verbinding en samenhang en dat daardoor het demografische plaatje (dat wil zeggen steeds meer assimilatie en minder Joden) verslechtert. Heel ingewikkeld vind ik het punt dat met meer religie er kennelijk meer jodendom ontstaat. Ik denk dat het ook een van de bevindingen is van het magnifieke artikel van enkele maanden geleden in de Engelse Economist. Wat moet een seculiere Jood dan uiteindelijk met zijn steeds meer vervagende identiteit?
Ik had zeer onlangs twee heel interessante ervaringen in het licht van wat ik hierboven schrijf. Ik raak in gesprek met een intelligente Israëlische vrouw die al een heel aantal jaren in Nederland woont en Israël heeft verlaten om politieke redenen. Dat wil zeggen: zij vond de politiek van opeenvolgende Israëlische regeringen ten opzichte van de Palestijnen niet meer te pruimen. Zij zegt nog dagelijks naar Israël te verlangen en heeft hier inmiddels ook twee kinderen. Ze woont in een Amsterdamse wijk waar de Joodse aanwezigheid ver verwijderd is en zij wil oprecht toch haar kleine kinderen een Joodse identiteit meegeven. Ze is niet godsdienstig en de kinderen gaan in de toekomst naar het Montessori-onderwijs.
De andere ervaring komt hier op neer dat een Frans-Joodse vrouw, getrouwd met een niet-Joodse Amerikaan, in Amerika getrouwd is, onder de choepa (!) en nu de kinderen die opgroeien in Nederland oprecht een Joodse identiteit wil meegeven. Wat een opgave, want hoe ingewikkeld kan het opvoeden van kinderen zijn! Ernstig nadeel in Nederland is natuurlijk dat de Joodse gemeenschap betrekkelijk klein is, geconcentreerd in enkele wijken in Amsterdam en Amstelveen, en dat het daarbuiten eigenlijk Joodse armoede is.
Beide voorbeelden hebben gemeen dat er geen sprake is van een eenduidige Joodse identiteit. Onze vrome broeders en zusters hebben wat dat betreft veel voor: zij worden Joods geboren, gaan naar de Joodse school of het Joodse onderwijs, hebben een grote familie waarmee de banden hecht zijn en bezoeken trouw elke bar en bat mitswa en choepa tot zij zelf aan de beurt zijn en dan begint de keten opnieuw. Eigenlijk een weinig gecompliceerd leven en waarschijnlijk ook aantrekkelijk voor wie ervan houdt en er mee is opgegroeid. Zeker is dat in het leven van al deze mensen de religie de centrale rol speelt van verbinding en continuïteit. Je zou bijna jaloers worden!
Terug naar mijzelf en de voorbeelden die ik gaf, die uiteraard willekeurig zijn. De verbindende factor is dat door het gebrek aan continuïteit, aan kennis, aan gemeenschapsvorming (men woont redelijk dicht bij elkaar) en door allerlei assimilatorische invloeden het behoud, laat staan de verwerving van een Joodse identiteit, een complexe zaak is. Hava nagila zingen en dansen is gezellig en aardig, maar buitengemeen oppervlakkig. Laat staan dat het bijdraagt aan Joodse continuïteit. Ik denk dat de enige verbindende factor van betekenis in gemeenschappen buiten Israël de versterking is van de religieuze invloed in al zijn verschijningsvormen.
Bij mijzelf stelde ik dit tegenstrijdige gevoel vast op Jom Kipoer. In de Gerard Dousjoel, waar ik op gymschoenen nota bene een deel van de avond en dag doorbracht.
Hoe vreemd kan een seculier mens zich gedragen. Tegen de moeders die ik hierboven beschreef, heb ik gezegd dat alleen de religie henzelf en de kinderen voor de Joodse zaak kan behouden. De rest is kippensoep!