Eén van de weinige ‘voorrechten’ van een oud-politicus is dat hij zo af en toe nog eens gevraagd wordt voor een historisch programma met een terugblik op mooie dingen en heldendaden. Ik ben zo onbescheiden om te zeggen dat ik gevleid ben wanneer dit voorrecht mij inderdaad overkomt. Belangrijke functie van zo’n gebeurtenis voor een oud-politicus is het gevoel te onderdrukken dat deze man of vrouw er nog toe doet! De werkelijkheid immers doet enige pijn.
Dat maakt het geheel daarom niet minder of meer interessant. Deze week werd ik gebeld door een radioprogramma van MAX dat wilde reflecteren op het feit dat de PLO 50 jaar bestaat. De verslaggever herinnerde mij aan een avontuur, zo’n veertig jaar geleden, waarbij enkele leden van de Tweede Kamer en enkele anderen werden uitgenodigd om in het geheim kennis te maken met een vertegenwoordiger van de PLO, en met de man te spreken over mogelijke erkenning van de PLO door Nederland. Dat was de tijd dat de vraag over de erkenning van de PLO, en de manier waarop, heel actueel was. Diverse partijen stonden tegenover elkaar, de een pleitte voor onmiddellijke en algehele erkenning van de PLO, en de andere partij zei dat deze erkenning alleen mogelijk was wanneer de Palestijnen bereid zouden zijn het bestaan van de staat Israël te aanvaarden en te erkennen.
Die geheime kennismaking liep geheel verkeerd af, want zelfs op het moment dat de ontmoeting plaats vond, ergens op een woonboot bij de Kagerplassen, van het toenmalige CDA-Kamerlid Joop van Elsen, had de goede en slinkse Joop er uiteraard voor gezorgd dat vriendjes in de media van het een en ander op de hoogte waren en publiciteit aan het geheel gaven. Wie de spelonken van de politiek kent, weet dat dit vaak zo gaat. Geheimhouding en lekken komen regelmatig op hetzelfde neer! Ik herinner mij dat alleen al het feit dat enkele leden van de Tweede Kamer een PLO-vertegenwoordiger ontmoetten, leidde tot een hoop gedoe op allerlei plekken in de Nederlandse samenleving.
Geheime ontmoetingen heb ik ook meegemaakt in Libanon en Syrië, waar leden van de Raad van Europa op de vreemdste plekken zelfs kopstukken ontmoetten van Palestijnse terreurorganisaties. Yasser Arafat was fameus om het feit dat ontmoetingen met hem voortdurend werden uitgesteld en van plaats veranderden, ontmoetingen die dan plaats vonden op de meest idiote momenten van de nacht. Arafat zat er dan toch, ondanks zijn verwaarloosde baard, frisser bij dan zijn gesprekspartners.
Ook aan die gesprekken, soms met regelrechte leiders van terreurorganisaties, heb ik deelgenomen. Een goed antwoord heb ik nooit kunnen vinden op de volgende vraag: is het moreel juist in het belang van vrede als lid van een parlement ook met terroristen van gedachten te wisselen, of is het vanuit moreel oogpunt gezien beter zich buiten deze gesprekken te houden?
Er is natuurlijk een heel bos van politici, ook in Israël, dat zich op het standpunt stelt dat het, om vrede met je vijanden te maken, nodig is met je vijanden te spreken. Dit is een opvatting die uiteraard in de kern geheel juist is, en in zekere zin ook een antwoord op de vraag die ik hier stelde. Met andere woorden: dergelijke gesprekken door buitenstaanders zijn alleen nuttig in het geval zodanig heldere taal wordt gesproken dat in het onderhavige geval de erkenning van de staat Israël dichterbij kwam. Dat maakte overigens een gesprek indertijd met Yasser Arafat of andere terroristen geenszins tot een sinecure!
Dit onderwerp is overigens weer zeer actueel geworden door het besluit van Mahmoed Abbas weer vriendjes te worden met de leiders van Hamas en met hen zelfs samen een Palestijnse regering te vormen. Hoewel ik de noodzaak van deze manoeuvre vanuit Palestijns oogpunt begrijp, was het moment waaròp, verraad aan de Israëlische en Amerikaanse gesprekspartners. Om tal van redenen stelt de Israëlische regering, van welke samenstelling dan ook, zich op het standpunt dat een beweging die Israël niet erkent en het land wil vernietigen, geen gesprekspartner is. Israël kan al helemaal niet spreken met een partij met zo veel bloed van onschuldige Israëlische burgers, mannen, vrouwen en kinderen, aan de handen. De woede van ouders en partners kan ik meevoelen!
Hoewel al enige tijd niet relevant meer, stel ik mij de vraag of ik zelf zou meedoen aan een gesprek met Hamasleiders. Ik herinner mij levendig de moeite die ik had om dergelijke gesprekken in Beiroet en Damascus te voeren. Toch zou ik het weer doen, en wel om de volgende reden: ik zou de heren duidelijk maken dat zij militair geen enkele kans tegen Israël hebben en dat de enige weg om te participeren in een oplossing voor het Palestijnse volk, langs de weg van erkenning van Israël loopt.
Na al die jaren is deze situatie in essentie hetzelfde gebleven!