Het is geen gemakkelijke job, maar ik vind het toch een voorrecht om co-voorzitter te zijn van het JMNA, het overlegorgaan van Amsterdamse Joden en Marokkaanse Moslims. het JMNA is 10 jaar geleden ontstaan toen een aantal mensen uit Joodse en Marokkaanse kring het niet toelaatbaar vonden dat een stel Marokkaanse jongeren op 4 mei een herdenking had verstoord. De woede was terecht groot, maar belangrijker nog was de lastige vraag wat er aan te doen. De toenmalige burgemeester van Amsterdam, Job Cohen, zag vanaf het begin de betekenis van het JMNA helder voor ogen en bemoeide zich actief met opzet en voortgang. Zijn opvolger Eberhard van der Laan laat niet na de betekenis van de dialoog te benadrukken, zoals ik al verschillende malen mocht vaststellen. Hij was deze week de hele avond aanwezig bij een debat naar aanleiding van de gebeurtenissen in Gaza, een initiatief van rabbijn Lody van de Kamp en mede georganiseerd door JMNA, het Marokkaanse jongerencentrum Argan en het zogenaamde Zevenmanschap van de gemeente Amsterdam.
Hoewel op een zeer korte termijn georganiseerd, hadden zich ongeveer 150 mensen verzameld in het vergadercentrum van Argan in Amsterdam-West. Ik schat dat 90% Marokkaans was en een klein percentage Joods. Dat op zichzelf is een al eerder vastgesteld probleem, het feit dat de Marokkaanse gemeenschap zo veel groter is en het niet eenvoudig is buiten Buitenveldert en Amstelveen veel Joden te mobiliseren. Toch is het zeer de moeite waard om dit soort gesprekken, hoewel allerminst eenvoudig, aan te gaan.
Daarbij is natuurlijk de eerste en belangrijkste vraag of het een taak is van organisaties als JMNA, Argan en andere om een politiek thema als de gebeurtenissen rond Gaza aan de orde te stellen. Beter gezegd: het gaat eigenlijk om het Israëlisch-Palestijns conflict dat zo vaak gelederen splijt. Mijn antwoord is dat het onvermijdelijk is belangrijke gebeurtenissen als die rond Gaza te bespreken, om de simpele reden dat men de ogen sluit voor de werkelijkheid als men het niet doet. Want hoe men het ook wendt of keert, gebeurtenissen als deze belasten de verhoudingen tussen de Joodse en Marokkaanse en ook andere gemeenschappen.
Hier ligt ook een bijzondere taak voor de Joodse gemeenschap, naast uiteraard solidair te zijn met Israël, omdat in mijn waarneming in de Marokkaanse gemeenschap het gebrek aan kennis groot is, evenals het aantal vooroordelen (daar beschuldigt men de Joodse gemeenschap overigens van hetzelfde!) hetgeen tot wederzijdse spanning en irritatie leidt. Niet goed dus voor de verhoudingen in de stad, en ook niet goed voor de toekomst van deze gemeenschappen!
Een paar punten zijn mij tijdens een overigens waardig verlopen debat opgevallen. Het eerste is dat het beperkte aantal Joodse sprekers in de discussie, een uitzondering daargelaten, zich zo weinig heel duidelijk met Israël identificeren, dat zij zich sterk scharen in het kamp van de critici en, lijkt het wel, heel voorzichtig omgaan met de wandaden van Hamas. Een domkop van Joodse zijde liet zelfs weten dat hij, zonder expliciet te zijn, in Joodse kring als een verrader werd gezien. Boodschap dus: ik houd zo veel van u, tegenstanders van Israël. Wat mij betreft een tamelijk misselijkmakende boodschap. De betrokkene mocht ik na afloop ontmoeten en ik denk niet dat hij begrepen heeft dat hij wellicht ook een verrader is!
Veel opmerkingen van Marokkaanse zijde in het debat! Duidelijk werd niet of de ellende van de Gaza-actie nu werkelijk beroering wekt, bijvoorbeeld onder de jongeren van Marokkaanse zijde. Het leek mij dat tal van jongeren eerder een zekere schroom hadden zich (meestal) in slecht Nederlands te uiten, dan hun werkelijke pro-Palestijnse en anti-Israëlische gevoelens te uiten. Ik vrees dat een beslotener gesprek tot nogal wat verrassingen, niet de prettigste, zou kunnen leiden.
Natuurlijk komt ook het thema van de Holocaust onvermijdelijk aan de orde. Ik ben voor de zoveelste keer bevestigd in mijn opvatting dat men gewoon niet weet wat de proporties daarvan waren, laat staan dat mede daardoor rechtmatige nationale gevoelens bij het Joodse volk ontstonden. Natuurlijk kan men zeggen dat de laatste fase van het kolonialisme het zionisme geholpen heeft bij het tot stand brengen van de Joodse staat, maar daarom was dat niet minder rechtmatig.
De verhouding tussen de Joodse en Marokkaanse gemeenschap mag niet voortdurend belast zijn door het Palestijns-Israëlische conflict. Hoezeer dat het geval is, bleek uit het betoog van een Marokkaanse jongeman, dat hij zich heel druk maakte over Palestina, maar dat de vreselijke en bloedige gebeurtenissen in Syrië hem weinig konden schelen. Over inzichten gesproken!
Het debat tussen de gemeenschappen, zo moet de conclusie zijn, is nog lang niet afgelopen. Jazeker, er is nog veel werk aan de winkel.