Het is voor een stukjesschrijver een uitdaging die men niet kan weerstaan, op het einde van het jaar te schrijven over de vraag hoe wij er in deze wereld voorstaan. Ik hoef alleen de krantenkoppen van de afgelopen maanden nog eens terug te zien om de conclusie te trekken dat het er in onze wereld eigenlijk beroerd aan toe gaat. Dat was het dan en we konden weer wachten op het volgende jaareinde om een soortgelijke sombere conclusie te trekken.
Het is echter de vraag of deze conclusie in zijn algemeenheid de juiste is. Historici zullen benadrukken dat het in perspectief gezien beter gaat met onze wereld. Er zijn natuurlijk belangrijke uitzonderingen, zoals het milieuvraagstuk, waarvan vrijwel vaststaat dat het slechter gaat met ons milieu; dat er zelfs dramatische veranderingen gaande zijn en dat er goede redenen zijn om rigoureus onze leefstijl te wijzigen.
Toch gaat het op belangrijke punten veel beter met onze wereld. In Afrika is de honger aanzienlijk teruggedrongen, wordt de bestrijding van AIDS groots aangepakt en zien wij in een aantal Afrikaanse landen een indrukwekkende economische ontwikkeling. In India is de welvaart van een hele grote middenklasse fors toegenomen en is het wachten op verbetering van de situatie van de allerarmsten.
China staat op de drempel Amerika als grootmacht voorbij te gaan, terwijl wij de vele uitingen van Chinese welvaart vrijwel dagelijks kunnen tegenkomen in het Rijksmuseum en die andere te bezoeken culturele toppers. Hoewel het anders lijkt, is het aantal oorlogen drastisch afgenomen en al is het aantal slachtoffers in de bestaande conflicten nog steeds weerzinwekkend, het is ver verwijderd van de aantallen slachtoffers in de vele oorlogen van vorige eeuwen. Het klinkt misschien vreemd, maar ook in dit opzicht ziet de wereld er beter uit.
Ik vrees echter dat wanneer men op straat eens informeert naar de gevoelens van mensen (hetgeen een hele primitieve wijze van onderzoeken is!) men een geheel ander beeld zou krijgen van hoe mensen denken dat wij er voorstaan. Neem nu eens Nederland! Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft vele malen laten zien dat het in Nederland heel goed gaat. Wij behoren niet voor niets tot de rijkste landen in de wereld. De welvaartverdeling moge beter zijn, maar uit alles blijkt dat de Nederlanders een vrij tevreden volkje vormen. Desondanks wijzen alle tekenen in de nationale politiek er op dat wij in een maatschappij van diepgaande overgang leven, en het ziet er naar uit dat deze veranderingen in de politieke verhoudingen en de motieven om zich met de politiek te bemoeien blijvend zullen zijn. Dat geldt ook voor de religies of ideologieën die wij aanhangen: het is diepgaande verandering die aan de orde is. Ik hoorde op de radio een verslaggever iemand vragen wat Kerstmis betekende. De ondervraagde had, zoals hij zei, geen benul!
Het is een uiterst boeiende observatie om óók vast te stellen dat het de wereld op tal van punten beter gaat; dat wij spectaculaire verbetering zien van de welvaart (Afrika) en dat de westerse democratische wereld voor een deel nog zeer welvarend is en dat desondanks ontevredenheid, boosheid en verwarring in dat deel van de wereld de belangrijkste drijfveren zijn van ontevredenheid en protest. Voeg daarbij het feit dat de opvang van grote aantallen vreemdelingen in toenemende mate tot verzet leidt, naast de achterstelling van vele zogeheten allochtonen, en men heeft het recept voor verwarring en instabiliteit. Kijk naar al die landen in Europa waar men met gemak deze feiten waarneemt.
Mijn gevoel is dat de enorme verbetering, zoals ik hierboven schetste, die wij op onze aardbol hebben gezien, geen enkele rol speelt in de beoordeling van hoe het er op dit moment aan toe gaat in grote delen van de eerste en tweede wereld: ontevredenheid en malaise, welke leidt tot het bijna opblazen van ons politieke stelsel. In dit opzicht beëindig ik het jaar met een sterk gevoel van pessimisme. Ik zie geen oplossingen; ik zie onvoldoende politiek leiderschap en ik vrees dat het gevoel van malaise nog lange tijd zal overheersen.