Het was zeker, zoals altijd, een indrukwekkende bijeenkomst. Dit jaar niet een herinneringsbijeenkomst, georganiseerd door het voortreffelijke Auschwitz Comité, maar een Holocaust-bijeenkomst in het kader van de nieuwe International Holocaust Remembrance Day, die, naar ik meen, is geïnitieerd door de Verenigde Naties. Voor wie weet hoe rot en huichelachtig de VN-mensenrechtencommissie in elkaar zit, moet het nieuwe initiatief een schrale troost zijn. In elk geval is het beter dan niets. Het Auschwitz Comité mag zeker niet worden gekritiseerd vanwege die verderfelijke politici uit Genève.
Het is vrijwel onvermijdelijk op een dag als die van de Holocaustherdenking – zoals ook op 4 mei en de Jom HaSjoa – nog eens te reflecteren over de betekenis van het woord herinnering, in het bijzonder in de context van de Sjoa. Het gaat bij het gebruik van het woord herinneren in dat verband om een herinnering die men ontleent aan gebeurtenissen die men zelf heeft meegemaakt: de slachtoffers van de kampen, óf het gaat om de generaties die de gebeurtenissen niet hebben meegemaakt en die het om enigerlei reden van belang vinden dat de herinnering die men zelf niet heeft ervaren, toch wordt voortgezet. Kerngedachte is eigenlijk altijd dat de herinnering aan de vreselijkste gebeurtenissen op deze planeet, helpen de herhaling ervan te voorkomen. Daarom zijn de voortdurende berichten dat in allochtone wijken van de grotere steden Turkse en Marokkaanse scholieren weigeren de les over de Sjoa bij te wonen of die zelfs saboteren, zo schokkend, omdat daarmee niet alleen uiting wordt gegeven aan de afwijzing van de lessen uit de Sjoa, maar zij zich ook plaatsen buiten de gemeenschap van het (nieuwe) vaderland. Dit zijn geen verzonnen verhaaltjes, maar gebeurtenissen waarvan ik kan getuigen.
Ook wanneer de sfeer op de meeste scholen zodanig is dat leerlingen met respect en huivering van de Sjoa kennis nemen, dan nog kan men zich afvragen welke morele en historische betekenis die herinnering heeft. De helaas overleden historicus professor Koen Koch heeft mij een aantal jaren geleden eens ‘bijgepraat’ over de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. Miljoenen sneuvelden en de gedenkvelden in België getuigen ervan. Deze columnist moest nog niet zo heel lang geleden toegeven geen of zeer weinig herinnering te hebben aan de verschrikkingen van die oorlog. Koen Koch stierf helaas voordat hij deze columnist en nog vele anderen kon rondleiden over de slagvelden van België. De kern van wat ik wil zeggen, is dat die oorlog in mijn historische beleving geen enkele rol van betekenis speelde en dus ook niet kan dienen als waarschuwing tegen het afschuwelijke.
Ik heb groot respect voor al degenen die zich inspannen de herinnering aan bijvoorbeeld de Sjoa, levend en levendig te houden. Hoewel men sceptisch kan zijn over het effect, maar een andere middel hebben we niet. Ik zou ook niet al te negatief zijn over het effect, want het is evident dat de ervaringen en de herinneringen aan vooral Europese oorlogen hebben geleid tot de oprichting van de Verenigde Naties en instituten die ertoe dienen de internationale rechtshandhaving te versterken en te beschermen. Geen overweldigend succes, maar toch voldoende om te kunnen beweren dat de internationale rechtsorde er na de Tweede Wereldoorlog een stuk beter uit is gaan zien dan in de jaren daarvoor.
Het handhaven en beschermen van de herinnering is ons belangrijkste historische en morele wapen, ook al zijn er miljarden mensen die de term Sjoa niet kennen. Reis eens door Azië en u zult versteld staan. Wanneer men vindt dat herinnering een belangrijke rol moet spelen in de opvoeding van honderden miljoenen, dan moet de beschaafde mens niet ophouden die herinnering vorm te geven en altijd weer nieuwsgierig zijn naar de feiten.
Uw columnist is nog altijd zeer nieuwsgierig naar de feiten. Voor mijn generatie, geboren tijdens de Tweede Wereldoorlog, is die oorlog de belangrijkste en meest ingrijpende gebeurtenis denkbaar, ook al waren wij baby’s en peuters. In het prachtige Amerikaanse online blad Tablet lees ik over de filmer Boris Maftsir die de vernietiging van het Sovjet jodendom vrij recent opnieuw in kaart heeft gebracht, omdat de Sovjets de massavernietiging verzwegen. Ik lees dat er voordat de grote vernietiging in West-Europa begon in 1942, er in de toenmalige Sovjet-Unie al ongeveer 2.6 miljoen Joden waren gedood. Niet in gaskamers, maar op elke denkbare plaats die men kan verzinnen en met de meest extreme middelen. Ik wist dit absoluut niet en het speelde dus ook geen rol in mijn herinnering, ondanks mijn overmatige belangstelling.
De herinnering is dus een kostbaar iets waaraan het werk nooit mag stoppen.