Enkele maanden geleden hield de president van Israël ergens in het land, ik kan het niet terugvinden, een belangrijke toespraak waarin hij waarschuwende woorden uitsprak. De kern van zijn boodschap was dat Israël uit elkaar dreigt te vallen in vier bevolkingsgroepen zonder dat deze groepen al te veel cohesie met elkaar zouden voelen. Sterker nog, president Rivlin bedoelde te zeggen dat de onderlinge samenhang tussen de groepen gering zou zijn. Hij benoemde inderdaad vier groepen: de Israëlische Arabieren met twintig procent, de seculiere Israëli’s met 35 procent, de ultra-orthodoxen met 25 procent en de modern orthodoxen met twintig procent. Opvallend was dat de groep orthodoxen groeit, wat nadelig uitpakt voor de seculiere Israëli’s, waarschijnlijk als gevolg van immigratie en de aantrekkingskracht van radicale religieuze uitingen.
Al een aantal jaren geleden waren er binnen en buiten Israël tal van analytici die voorspelden dat Israël na het het sluiten van vredesovereenkomsten met de omliggende landen en partijen ten prooi zou vallen aan een cultuurstrijd. Die vrede is er deels gekomen, zij het een tamelijk koele vrede, maar de vraag is of de cultuurstrijd er ook is gekomen. Los van de vraag of een cultuurstrijd kan worden gestreden in een situatie waarin er grote politieke en militaire spanningen zijn, is het toch mijn indruk dat die cultuurstrijd, zich uitend op verschillende manieren, op zijn minst een fors begin heeft gemaakt. Ik denk dat het beter is te zeggen dat de ingebouwde spanningen die er altijd al waren, nu meer aan de oppervlakte komen en ook hevigere en scherpere vormen aannemen. Ik denk dat de president, op een wijze die een president past, op enigszins omfloerste wijze wilde zeggen dat het met de verhoudingen tussen de door hem genoemde groepen allesbehalve goed gaat en dat de spanningen hem zorgen baren.
Er zijn, denk ik, spanningen op twee uiterst belangrijke gebieden: die van de politieke verhoudingen tussen Joodse en Arabische inwoners van Israël, ook sterk beïnvloed door de verhoudingen met de Palestijnen buiten Israël en door de religieus-culturele verhoudingen. In deze bijdrage concentreer ik mij op de binnenlandse verhoudingen tussen verschillende groepen, maar daarmee wil ik geenszins het belang van de politieke verhoudingen minimaliseren.
Ik denk dat er langzamerhand echt grote zorg dient te zijn over de verhoudingen tussen religieuze en niet-religieuze groepen, welke op zichzelf ook weer een belangrijk effect hebben op de ontwikkelingen in de bezette gebieden en op de politiek-religieuze visie die groepen Israeli’s aanhangen. Het is ook zichtbaar dat Joden buiten Israël zich in toenemende mate met dit vraagstuk bemoeien, hetgeen óók van invloed is op de vraag welk soort relatie men met de staat Israël prefereert.
De religieuze confrontatie gaat in de eerste plaats over de vraag welke groep, cq welke religieuze stroming, cq welk rabbinaat, de macht heeft en zijn wil oplegt aan de bevolking van Israël. Uiteraard is dit niet alleen een religieus-culturele vraag, maar ook een zeer politieke vraag, omdat de machtsverhoudingen in regering en parlement beslissend zijn voor wat men een religieus dominante groep al of niet toestaat.
Er zijn tal van religieus-culturele onderwerpen die binnen dit kader vallen: het vraagstuk van bekering tot het jodendom, de rol van de religieuze jesjiwot (onderwijsinstellingen), de rol van religie in het leger, de subsidiëring van de religieuze mannen die alleen de prachtige Tora willen bestuderen, de kwestie van het bidden van vrouwen bij de Muur in Jeruzalem en de hele knokpartij daar omheen, gericht tegen de vrome baardmannen in wier idioom tolerantie en respect voor anderen niet voorkomt.
Dat laatste punt: dat van het bidden van vrouwen en de afspraken die ogenschijnlijk waren gemaakt, is wel een deprimerend voorbeeld van wat er aan de hand is. Stelt u zich voor: er is jarenlang over dit punt gediscussieerd, gestreden, ruziegemaakt en bemiddeld. Dan wordt er een aanvaardbaar compromis bereikt en dat wordt met hulp van de regering gedwarsboomd en gesaboteerd. Totdat zelfs het Israëlische Hooggerechtshof vorige week stelde dat de regering van Israël de uitvoering van het recht belemmert, en dat in bewoordingen die men op zijn minst niet verwacht van de rechters bij dat hof. Ook de uitvoering van het recht staat hier ter discussie! Ik ben over een zaak als deze niet alleen heel kwaad, maar ook bedroefd, omdat dit kennelijk mogelijk is in de rechtsstaat Israël.
De president heeft gewaarschuwd: hij spreke nog luider!