Bij een groot deel van het debat over de onbedwelmde rituele slacht mocht ik aanwezig zijn, gezeten op een stoel achter de zitplaatsen van de Leden van de Eerste Kamer. Als voormalig lid van de Tweede Kamer bracht die aanwezigheid daar op de gewijde grond van de Senaat, zoals de Dames en Heren zichzelf graag noemen, een heel aantal herinneringen terug, hoewel ik in de jaren van mijn lidmaatschap zeer zelden in de Eerste Kamer kwam. Leden van de Tweede Kamer keken ook een beetje neer op de Senatoren die natuurlijk op geen enkele wijze te vergelijken waren met de Senatoren in Amerika. Machtige mannen en vrouwen daar, waar de bevoegdheden van de Nederlandse leden van de Senaat bescheiden bij afsteken. Ik heb in de loop der jaren heel wat Nederlandse leden van de Eerste Kamer gekend en ik heb wel eens de indruk gehad dat het gebruik van het woord Senator als een zekere compensatie functioneerde voor een bescheiden politieke rol. Daarover hieronder meer!
Ik heb altijd veel van het parlementaire gedoe gehouden. In de Tweede Kamer, in de Raad van Europa en zelfs ook in de Gemeenteraad van Amstelveen. Het heeft van doen met dat verbazingwekkende gedoe van de parlementaire politiek: het geroezemoes, het gepraat achter de coulissen, het door elkaar lopen en zitten van al die mensen met verschillende politieke opvattingen, en zelfs het zoeken naar een compromis, omdat onze meerderheden gebrekkig zijn. Voor mij was de aanwezigheid bij het debat afgelopen disdag zeker ook iets van een feest der herkenning. Met verontschuldiging aan degenen die dit onzin vinden, maar zij hebben ongelijk!
Jarenlang ben ik het eens geweest met de opvatting dat de Eerste Kamer moet worden opgeheven. Dat stond en staat zelfs in de verkiezingsprogramma’s van verschillende partijen, maar ik ben tot de conclusie gekomen dat die opvatting onjuist en onverstandig is. Zoals een lid van de Eerste Kamer zichzelf graag Senator noemt - psychologische zwakheid is hem of haar immers niet vreemd - zo kan het zijn dat de psychologische zwakheid van leden van de Tweede Kamer toch ook van doen heeft met een zeker meerderwaardigheidsgevoel, met als gevolg de mening dat die Eerste Kamer eigenlijk overbodig is.
Ik wilde schrijven over het debat in de Senaat over het onbedwelmd slachten. Wat heeft die verschillende rol van de beide Kamers daar nu mee te maken? Heel veel, in die zin dat wanneer er geen Senaat zou zijn geweest, de Joodse en Islamitische minderheidsgroepen geen recht zou zijn gedaan. Want dat is wat er naar mijn inzicht de afgelopen week toch gebeurd is in de Eerste Kamer. De Joodse en Islamitische minderheidsgroepen, zoals ze nu genoemd worden, zijn de meerderheid van de Senaat grote dank verschuldigd. Niet alleen omdat ze hun werk gedaan hebben, maar vooral vanwege de evenwichtigheid en het principiële karakter van een voortreffelijk debat.
Ik wil niet tot degenen behoren die altijd mopperen op leden van de Tweede Kamer. Er is lang niet altijd reden toe om mee te doen aan het populistische gekanker dat zo zeer gemeengoed is geworden. Echter, het debat in de Tweede Kamer over dit gevoelige onderwerp was beneden peil van verschillende fracties waarvan je anders zou verwachten: PvdA, Groen Links, D66 en VVD. De christelijke partijen hebben onmiddellijk de juiste keuze gemaakt. Laat ik maar niet spreken over de keuze van die grote vrienden van Israël en het Joodse volk onder leiding van de heer Wilders.
De Eerste Kamer heeft recht gedaan aan een belangrijke traditie en aan een wezenlijk grondrecht. Uit een oogpunt van rechtsbescherming zeg ik: de Eerste Kamer, de Senaat, moet blijven.