Ik doe bij deze een politieke bekentenis. Dat is deze: ik zwoeg (een tikje overdreven) al jaren met de vraag wat ik eigenlijk van de Palestijnse leiders en hun onderdanen denk. Het is natuurlijk geheel verkeerd de Palestijnen als een politieke eenheid te zien, want dat zijn zij nog nooit geweest en ik denk niet dat er veel kans is dat dit in de nabije toekomst gebeurt. Zie nu bijvoorbeeld de toestand in Gaza en alweer de strijd over de vraag wie de baas is in het Palestijnse kamp. Zoals zo vaak: hoe radicaler, hoe gewelddadiger en hoe gematigder, hoe meer uitgesloten van de politieke macht.
Mijn gezwoeg concentreert zich uiteraard op het vredesproces, want dat is toch het centrale thema in de verhouding tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit. Ook daar is de vertrouwensvraag van de allergrootste betekenis. Ik kan mij heel goed voorstellen dat de Israëli’s de Palestijnen niet vertrouwen, terwijl er van de andere kant ook niet veel reden is de Israëli’s te vertrouwen. Zo is helaas de werkelijkheid!
Jaren geleden heb ik in Beiroet en in Damascus prominente politieke leiders van de Palestijnen mogen ontmoeten, onder wie enkele keren Jasser Arafat. Damascus placht de grootste moordenaars te huisvesten en te financieren, terwijl ik mij nog schaam dat ik deze mannen een hand heb gegeven. Niet uit vriendschap, maar uit opportunisme, zo hoort dat nu eenmaal in het internationale diplomatieke verkeer. Ik herinner mij ontmoetingen op andere locaties in Libanon en elke keer vroeg ik mij af hoe al die vriendelijkheid en gematigdheid te plaatsen. Mohammed Abbas was twee jaar geleden in Den Haag met een hele stoet goed geklede Palestijnse officials. Ik heb het ook op deze plaats geschreven, want ik was oprecht onder de indruk van Mohammed Abbas, die op mij als gematigd, verstandig en oprecht overkwam. Met deze man, zo dacht ik, moet het toch mogelijk zijn een vredesovereenkomst te bereiken!
Over deze man is al vaak geschreven dat hij in zijn jonge academische jaren in Moskou aan de Lumumba Universiteit een Holocaustontkenner was. Omdat hij het heeft opgeschreven in een ‘academisch’ proefschrift, moet je wel geloven dat hij het meende. Omdat zelfs zo iemand recht heeft op zijn ontwikkeling, ben ik er maar van uitgegaan dat hij tot beter inzicht was gekomen.
En nu dan, na de toespraak van Donald Trump over Jeruzalem? Zoals zo vaak is gebleken bij de Palestijnen, is hun strategisch inzicht heel slecht ontwikkeld. Ik begrijp heel wel dat de Palestijnen boos waren op Trump, maar Trumps boodschap dat er over de grenzen van oost- en west-Jeruzalem moest worden onderhandeld, was zeker ook een uitnodiging tot enige kalmte en redelijkheid. Neen, zegt Abbas tegen de grootste mogendheid van de wereld, wij aanvaarden Amerika niet meer als onderhandelaar. Dat zijn vanaf nu de onmachtige Verenigde Naties en het verdeelde Europa, alsof de Palestijnen met hun paar miljoen over de hele wereld ooit een machtsfactor van betekenis kunnen zijn, die bovendien in belangrijke mate afhankelijk zijn van Amerikaanse dollars. In plaats van nu aan tafel te gaan voor onderhandelingen, gedragen de Palestijnse leiders zich als zichzelf overschattende internationale leiders. Wees er zeker van: in Israël lacht elke annexionist zich een ongeluk over zoveel tactische domheid.
Het verhaal wordt nog ernstiger en droeviger. Deze columnist had zeker enig vertrouwen in de gematigdheid van Mohammed Abbas. Sommige van mijn Israëlische vrienden lieten mij soms weten dat ik enigszins naïef was en mij in de maling liet nemen. Anderen deelden mijn optimisme, ook al omdat ik vertelde van de samenwerking van de Hebreeuwse Universiteit met Palestijnse collega’s.
Diezelfde Mohammed Abbas hield in reactie op het besluit van Donald Trump over Jeruzalem op 13 januari in Ramallah een toespraak waar de honden geen brood van lusten: historisch onjuist en vervormd; leugenachtig over de Palestijnse geschiedenis (“de Kanaänieten waren de eerste Palestijnen”); Israël wordt opgevoerd als de uitvoering van een westers koloniaal product; de vergiftiging van de Palestijnse jongeren door Israëlische drugs en nog meer antisemitische onzin. Het lijkt wel of de Palestijnse president zo uit zijn dak is gegaan dat hij alle verborgen wrok, haat en onzin heeft uitgekraamd.
Dat alles is zeker geen reden om blij te zijn of er vrolijk over te doen. Hebben de Likoedniks dan toch meer gelijk dan de optimisten van het vredeskamp waartoe ik mijzelf reken? De tijd zal het uitwijzen, zoals het cliché luidt. Optimistischer en vrolijker ben ik er niet van geworden!