Nog maar kort geleden, twee weken slechts, was Efraim Halevy op uitnodiging van het CIDI in Nederland. In de helaas toch matig gevulde zaal van het JCC in Amsterdam hield Halevy een toespraak die mij in de afgelopen dagen heeft bezig gehouden. Efraim Halevy is een boeiende en fascinerende man, niet in het minst omdat hij gedurende vijf jaar de baas was van Israëls beroemde en befaamde buitenlandse inlichtingendienst. Ik begrijp dat hij een belangrijk deel van zijn leven bij de Mossad heeft doorgebracht. Hij is allesbehalve de wat ouder geworden macho, die in zijn operationele jaren belangrijke acties heeft ondernomen. Integendeel! De eerste keer dat ik hem vrij uitvoerig meemaakte, was tijdens een bezoek aan Nederland, zes jaar geleden, toen hij een toespraak hield voor de supporters van de Hebreeuwse Universiteit in Nederland. Net als deze columnist is de heer Halevy lid van het Executive Committee van de Hebreeuwse Universiteit, en ook daar manifesteert hij zich als een bescheiden en eigenlijk ook onopvallend mens. Mij lijkt hij meer de intellectueel dan een doorgewinterde inlichtingenman, hoe zeer hij dat laatste toch was. Enkele jaren geleden publiceerde hij een werkelijk interessant boek waarin hij vooral zijn rol uiteenzette bij het tot stand brengen van de vrede met Jordanië. Alleen al daarvoor moet hij geprezen worden, hetgeen ik bij deze ook doe. Opvallend in het boek, op diverse momenten te zien, is dat hij zijn eigen rol meer beschrijft als die van een politicus dan van een dienstbare ambtenaar. Zo iets lijkt mij constitutioneel geenszins juist, maar het zij de mannen en vrouwen die zo lang met al hun talenten het land gediend hebben, vergeven.
Aan die avond van het CIDI met Halevy heb ik om een bijzondere reden de afgelopen dagen erg moeten denken. Tijdens zijn toespraak, of was het in antwoord op een vraag, zei Halevy: “Israël is onvernietigbaar, en ik weet waarover ik spreek.” Ik heb die tekst al enkele weken in mijn hoofd, omdat ik óf de uitspraak niet goed begrepen heb, óf omdat het zou kunnen zijn dat Halevy met deze tekst toch blijk geeft van een tamelijk beperkt inzicht in de gevaren die Israël mogelijkerwijze bedreigen. Dit geschreven hebbende, kan ik mij daarentegen eenvoudigweg niet voorstellen dat dit mogelijk is bij zo’n begaafd en intelligent man als het voormalige hoofd van de Mossad en veiligheidsadviseur van de regering. Ik geloof bovendien niet dat het grootste gevaar in de vernietiging van de staat zit, maar veeleer zou kunnen zitten in vernietigingen op aanzienlijke schaal en de dood van zeer grote aantallen Israëlische burgers.
In de tijd van de Koude Oorlog werd het politieke en militaire evenwicht tussen Oost en West, in het bijzonder tussen Moskou en Washington, gekenmerkt door wat men in die tijd noemde de Wederzijds Verzekerde Defensie, gebaseerd uiteindelijk op de aanwezigheid van kernwapens aan beide zijden en wel in zodanige omvang dat altijd een laatste vernietigende klap mogelijk zou zijn. Ik behoor tot de school die gelooft dat deze in feite zeer cynische patstelling de vrede gedurende vele jaren heeft gegarandeerd tot het moment dat de Sovjet-Unie in 1989 ten onder ging aan haar eigen wapenwedloop.
In het Midden-Oosten denk ik dat op grond van dezelfde gedachtegang het ultieme bestaan van Israël wordt gegarandeerd. De gedachtegang is deze: Israël beschikt over middelen (onderzeeboten, F15-vliegtuigen en wellicht raketten) waarmee men in het uiterste geval aan een vijand elders in het Midden-Oosten, zo nodig met nucleaire middelen, een vernietigende klap zou kunnen uitdelen. Met andere woorden: een laatste klap is altijd gegarandeerd en de aanwezigheid ervan, uitgaande ook van een rationele vijand, zal die vijand er altijd van weerhouden een poging te ondernemen Israël te vernietigen, zo men daar al de middelen voor zou hebben. Om die reden was de strijd tegen het Iraanse nucleaire wapen zo belangrijk, omdat in dat land onder leiding van de religieuze fanatici mogelijkerwijze een gevaarlijk risico voor Israël wordt ontwikkeld. De uitspraak van Halevy kan ik alleen plaatsen tegen de achtergrond van deze ontwikkeling.
Toch is de tekst van het gerespecteerde voormalige hoofd van de Mossad te beperkt. Er zijn scenario’s denkbaar van een vijand of groep van vijanden, waarbij er geen sprake is van algehele vernietiging, maar wel van vernietiging op grote schaal, met alle verschrikkelijke gevolgen van dien. Scenario’s waarbij vijandelijke leiders welbewust het risico nemen van heftige aanvallen door Israël met navenante schade. Iets daarvan zagen wij een aantal jaren geleden in de oorlog met Hezbolla.
In een conflict met Hezbolla, gesteund door Iran, zit naar mijn mening het grootste risico, om de eenvoudige reden dat, zoals keer op keer blijkt uit Israëlische cijfers, Hezbolla over zodanig grote aantallen raketten beschikt (tienduizenden?) dat Israël heel grote schade kan worden toegebracht, in mensen en goederen, ondanks de eigen militaire middelen van Israël.
Met zijn uitspraak, als gedaan tijdens de CIDI-avond, heeft Efraim Halevy zeker geen onwaarheid gesproken. Hij heeft alleen niet zijn heldere licht laten schijnen over het vraagstuk dat naar mijn mening veel urgenter is: hoe je te verdedigen tegen zeer grote aantallen inkomende raketten.
Ik eindig mijn Crescasjaar zeker niet vrolijk. Wel realistisch!