Het feest van het bezoek van een zeer zware regeringsdelegatie aan Israël en de Palestijnse Autoriteit (Palestina) is weer voorbij en er is enige reden de rekening op te maken. Deels kon ik aanwezig zijn bij enkele gelegenheden en ik heb dus ook zelf een beetje kunnen proeven van het gebeurde. Laat ik met nadruk zeggen dat ik het bezoek van harte toejuich, ook al omdat de Nederlandse regering zich begaf in één van de moeilijkste diplomatieke missies denkbaar in deze tijd. Men vertrekt naar Israël en Palestina in de wetenschap een wespennest te betreden, waar je nooit helemaal zeker bent van je lot, ondanks de best mogelijke voorbereiding. En die voorbereiding was heel intensief en ook politiek heel gedegen, in die zin dat de Nederlandse diplomaten ervan overtuigd waren dat voor elk mogelijk probleem een goede oplossing was afgesproken. Zeker, de sfeer was tijdens alle bezoeken en gesprekken goed. Vooral tijdens het bezoek aan het bejaardenverzorgingshuis Beth Juliana, waar Mark Rutte zich als een plezierig mens manifesteerde, maar dat is natuurlijk niet waar het echt om gaat. Of de aanzienlijke handelsmissies, die de delegaties van het kabinet vergezelden, een succes worden, zal moeten blijken. In Palestina is niet veel te doen, hetgeen voorlopig nog zo zal blijven en in Israël is heel veel te doen, maar dat alles in concurrentie met veel andere landen. In de agrocultuur ziet men in Nederland perspectief, maar ik vraag mij af wat de Israëlische agrocultuur, naast het grote verschil met Nederland, te bieden heeft. Ik wens de Nederlandse zakenlieden in elk geval veel succes.
Vanuit een politiek gezichtspunt gezien is de Nederlandse opstelling en ambitie een behoorlijk riskante. En dat is ook tot uiting gekomen in de verschillende incidenten, die in wezen van doen hebben met een ander inzicht in Nederland over wat men zou willen en wat kennelijk mogelijk is in het gebied. De wandeling van Timmermans in Hebron ging niet door omdat Nederland en Israël een tegenstrijdige politieke betekenis geven aan de symbolische wandeling als zodanig. In de kern gaat het om soevereiniteit: wie is hier de baas en wie bepaalt wat? Ondanks heel goede afspraken, op papier nota bene, wordt zo’n wandelingetje toch een kleine politieke en diplomatieke rel waar de Israëlische diplomatie niet goed uitkomt. Hetzelfde lijkt mij het geval te zijn waar het gaat om de leverantie van de Nederlandse scanner voor controles van goederen aan de grens met Gaza. Dat, nadat eenzelfde scanner op de Westbank, ook een cadeautje van twee miljoen euro, ook al geen groot succes was geworden.
Opnieuw is hier in wezen sprake van verschillende politieke ambities. Nederland levert een scanner om de handel vanuit Gaza met de Westbank vooral te bevorderen en te vergemakkelijken uit een oogpunt van veiligheid voor Israël. Wanneer die handel goed gecontroleerd kan worden, is de redenering, zal deze makkelijker zijn. Ik vrees dat de huidige regering van Israël daarin helemaal niet geïnteresseerd is, omdat deze als zijn beleid ziet juist het op alle mogelijke manieren afknijpen van Gaza, de Hamas in het bijzonder. Humanitair beleid is hierbij niet aan de orde, terwijl dat juist hetgene is waarin de Nederlandse regering is geïnteresseerd. Conclusie is dan dat strijdige ambities tot misverstanden leiden!
Het gaat natuurlijk een beetje met vallen en opstaan. Wie houdt zich überhaupt overeind in het wespennest van Israël en Palestina wanneer dat de heer Kerry al bijna niet lukt?
Er is nog een opvallend punt dezer dagen, waarvan ik niet begrijp dat het niet ter tafel is gekomen, zeker nu er een belangrijke handelsmissie onder leiding van Bernard Wientjes meereisde. Israël wil voor de bescherming van de Israëlische gasvelden in de Middellandse Zee vier fregatten aanschaffen en schijnt nu in gesprek te zijn met Duitsland en Korea over levering. Daar is 800 miljoen euro mee gemoeid en Nederland, specialist in de bouw van deze schepen, praat niet mee. Ik weet wel waarom: Israël is natuurlijk een grote vriend van Nederland. Wij houden niet op dit te benadrukken, maar leveren geen militair materieel aan zogenaamde spanningsgebieden, want dat past niet in ons wapenexportbeleid. Hoe zat het ook weer: help je je beste vriend niet zich te verdedigen wanneer dat nodig is, zelfs niet wanneer het gaat om een geheel gerechtvaardigde bescherming van cruciale gasproductie? Nederland als vriend en handelsnatie is niet vrij van kortzichtigheid en opportunisme. De schepen mogen geleverd worden door andere lidstaten van de Europese Unie of geavanceerde landen in het Verre Oosten. Zo slim zijn wij in dit land kennelijk (nog) niet.