Vandaag vroeg ik mij af of ik toch nog zoiets als een nabrander voelde over het optreden van Wolfgang Abou Jahjah. Dyab blijkt zijn voornaam te zijn, en naar hij zelf toelichtte, betekent dat ‘wolf’. Hijzelf vermeldde nog ‘wolf’ naar Wolfgang, de naam van de beroemde componist. Ik vind de wolf één van de interessantste, intelligentste en sluwste dieren, waardoor ik al heel lang gefascineerd ben. Ik moest mij dus wel afvragen of dit gevoel van bewondering ook van toepassing kon zijn op de man Abou Jahjah, die sinds de betreurenswaardige mededeling van de Bezige Bij dat hij als schrijver was opgenomen in het fonds van deze uitgeverij, de opportunistische aandacht trok van het programma Zomergasten. Die overweging was kort: deze Abou Jahjah is van een andere categorie en ik wordt er geenszins warm van.
Eigenlijk was ik hem al geheel en al vergeten, de man die een jaar of wat geleden enige aandacht in Nederland en België trok met zijn Arabisch-Europese Liga, die een sfeer van macho en geweld om zich heen had, van dubieuze anti-Joodse en anti-Israëlische uitingen en van een totaal dwaze uitstraling van macht en invloed. Dat geheel verdween al snel, want nergens werd de man met zijn onbegrijpelijke anti-koloniale en quasi-socialistische opvattingen als een serieuze figuur binnengehaald. In België schijnt hij een enkele keer de aandacht te trekken door een column in een dagblad waarin hij zijn onbegrijpelijke en kromme opvattingen mag verwoorden. Deze man nu, mocht in Nederland, in de komkommertijd van de media, even heel kort op een schild gehesen worden, in de hoop van velen dat hij er snel vanaf zou vallen!
Er is een ander element waarover ik mij verbaasd heb. Een aantal schrijvers had er terecht geen behoefte aan met deze man in één fonds te verkeren, een fonds dat getekend was en is door de ideeën van de strijd tegen de bezettende Duitse mogendheid van de vorige eeuw. Hoe dom kan een directie van een uitgeverij zijn door dit niet te begrijpen! Tot dezelfde categorie behoren wat mij betreft ook de Joodse stemmen, die in één of andere bewoording zeiden dat deze man in Nederland geen forum mocht hebben, omdat zijn opvattingen dubieus en antisemitisch zijn. Dit is niet alleen heel onhandig, maar ook weinig principieel. Ik zou niet weten waarom de vrijheid van meningsuiting ook niet zou gelden voor deze figuur en bovendien, hetgeen ernstig is, bezorgden de uitlatingen van nogal wat Joodse ‘leiders’ de man alleen maar meer aandacht, en waren ze een extra reden voor de VPRO om Abou Jahjah nog nadrukkelijker als eerste gast van dit seizoen in Zomergasten te presenteren. Dank dus aan onze ‘leiders’ die ertoe bijdroegen dat het publicitaire profiel van onze Wolfgang aanzienlijk aangescherpt werd.
Ik vroeg mij af waarom deze columnist van deze man - geen Palestijn, iemand met een Moslim-Christelijke achtergrond, afvallige van de islam - zo een grondige afkeer heeft en waarom anderen, het moet gezegd, toch een zekere bewondering voor hem koesteren! Wat mij zo mateloos ergert is die arrogante zweem van diepgaande analyse en grote historische kennis (met dank aan de Israëlische historicus Ilan Pappe, die met recht een historische renegaat wordt genoemd) en het gemak waarmee in geval van kritische vragen de meest dwaze geestelijke manoeuvres worden uitgehaald om wat krom is recht te praten. Het meest verschrikkelijke voorbeeld was de verbinding die Wolfgang legde tussen de aanslag op het Joods Museum in Brussel en een ernstig incident met een Marokkaans jongetje in Antwerpen. Kronkels noemen wij dat, maar wel heel riskante!
Theodor Holman, columnist van Het Parool, van wie ik inmiddels een ‘aanhanger’ ben geworden, schreef wat ik ook dacht: deze Abou Jahjah gebruikt een terminologie en een nogal ingewikkelde en onnavolgbare ‘denktrant’ die een aantal van ons nog kent uit de zestiger en zeventiger jaren. Die denktrant, dacht ik, is volstrekt achterhaald, voor zover die ooit al enige betekenis had. Ik moest daarbij denken aan de ter extreem linkerzijde gevierde Herbert Marcuse, die vanuit Californië als geradicaliseerde Duitse Jood het heil van de wereld predikte, wanneer de wereld maar naar hem zou luisteren. Dat is niet gebeurd, en met al zijn overweldigende pretenties en redeneringen gaat dat ook niet gebeuren met onze Wolfgang.
Toch is het opletten geblazen. Men kan niet ontkennen dat Abou Jahjah bij sommigen een zekere sympathie en begrip opriep. Vooral onze allochtone mede-Nederlanders herkennen zich soms in kronkelige redeneringen van Abou Jahjah, vooral wanneer zij het slachtofferschap van de Moslim benadrukken. Het blijft dus goed opletten en vooral paraat zijn, met gedegen kennis van historische opvattingen en ontwikkelingen.