Ik maak de organisatoren van de Chanoekaviering van afgelopen zondagavond op het Scheldeplein in Amsterdam een compliment. Eigenlijk ben ik ten principale tegen openbare uitingen van geloof, zoals het vieren van Chanoeka op opvallende plekken in de grote steden, zoals het luiden van kerkklokken en nog wat mogelijke voorbeelden.
Ik sta er soms ook dubbel in: tégen openbare manifestaties, maar een enkele keer ook vóór. Zo verging het mij op het Scheldeplein, waar Chabad in Nederland, zoals zo vaak, de initiatiefnemer was. Het was vooral zo bijzonder omdat deze viering toch ook gezien moest worden als een protest tegen de schaamteloze aanslag op het Joodse restaurant Carmel. Daar kwam nog bij dat de organisatoren op het prachtige idee waren gekomen de hoofdcommissaris van politie van Amsterdam en de commandant van de Koninklijke Marechaussee uit te nodigen en zo uiting te geven aan de dankbaarheid voor wat politie en marechaussee doen om de veiligheid van de Joodse gemeenschap optimaal mogelijk te maken. Ik mocht een aantal jaren lid zijn van de adviesraad van de marechaussee, de Raad van Nesteliers, en ik weet uit eigen waarneming met hoeveel trouw deze jonge soldaten met de collega’s van de politie hun werk doen. Ja zeker: kol hakawod!
Deze bijzondere viering van het licht van Chanoeka en de identiteit van het Joodse volk leidt onvermijdelijk tot de natuurlijk veel gestelde vraag hoe het eigenlijk staat met het antisemitisme en mogelijk nog grotere gevaren. Is het ook niet treurig om vast te stellen dat het in Nederland (en andere landen) de gewoonste zaak van de wereld is geworden dat zwaar bewapende militairen scholen en synagogen beschermen. Let wel: het is van heel groot belang dat het gebeurt, maar het is ook een dieptreurige zaak dat het in onze democratie nodig is. Het licht van Chanoeka dat flikkert onder de bescherming van politie en marechaussee. Het is bijna te zot voor woorden, maar er is geen andere keuze en het is volkomen terecht dat de Joodse gemeenschap als wezenlijk deel van de democratische gemeenschap deze bescherming krijgt.
Antisemitisme en soortgelijke uitingen dienen met kracht te worden bestreden. Gebeurt dat ook? Ik antwoord met enige aarzeling: ja, zoals ik ook een vraagteken zet bij de betekenis van het antisemitisme in het huidige Nederland. Ik ben namelijk ook beducht voor overdrijving en heb wel eens het gevoel – onderzocht heb ik het niet – dat men zichzelf in Joodse kring een groot gevaar aanpraat, met aanzienlijke overdrijving van de werkelijke situatie. Ik herhaal: bescherming van overheidswege is nodig en fantastisch, maar de Nederlandse Joden moeten zichzelf geen groter gevaar aanpraten dan er in werkelijkheid is. Ongerust zou ik echt worden wanneer de alertheid van de maatschappij, van regering en parlement, van politieke partijen en media onvoldoende zou zijn. Dat is naar mijn mening allesbehalve zo. Het antisemitisme is immers zo sterk als de samenleving toelaat!
Een goed en droevig voorbeeld van hoe het niet moet vind ik nog altijd hoe leiders van de Joodse gemeenschap bij de mogelijke komst van een asielzoekerscentrum in Amstelveen, toen een stuk van het Amsterdamse Buitenveldert en noord-Amstelveen tot een Joodse wijk verklaarden. Het Amstelveense gemeentebestuur werd verzocht af te zien van een dergelijk centrum omdat gezinnen bij het passeren van het gebouw gevaar zouden lopen. Het advies was: houd de Joodse gemeenschap en de asielzoekers uit elkaar vanwege de risico’s. Ik vind het nog steeds een perfect voorbeeld van hoe het níet moet, en ook van een foute inschatting van de situatie.
Deze columnist durft niet te zeggen hoe sterk antisemitisme in Nederland is. Dat te bepalen is een hele moeilijke klus, zeker wanneer de internationale definitie die onlangs werd gepresenteerd, wordt gehanteerd. Ik heb het zeker moeilijk met de simpele opvatting dat de huidige kritiek op beleid in Israël de moderne vorm van antisemitisme is. Ik geloof daar niets van, en het is ook te makkelijk. Ik ken vele mensen die van antisemitisme gruwen en die het moeilijk hebben met sommige vormen van Israëlisch beleid. Ik behoor tot die groep. Zouden die personen en ondergetekende daarom antisemieten zijn? Voorzichtigheid is ook nodig bij het gevoel van bedreigd te zijn, bijvoorbeeld wanneer men met keppeltje op een wandeling maakt door Amsterdam-west, terwijl de feiten veel genuanceerder zijn.
De Chanoekaviering op het Scheldeplein leerde mij en bevestigde voor mij dat onze overheden alert zijn: dat wij in Amsterdam ongestoord dit soort bijeenkomsten kunnen houden; dat de Joodse gemeenschap op haar hoede moet zijn (hetgeen zeker het geval is), maar dat overdrijving een risico is.