Nogal wat mensen die Israël bezoeken, vertellen dat hun bij aankomst een soort van thuisgevoel overvalt. Hoewel zij niet in het land geboren zijn of daar lang hebben verbleven! Ik ken dat gevoel en het overvalt mij elke keer wanneer ik in het land aankom. De laatste jaren bezoek ik Israël 4 tot 5 maal per jaar om verschillende redenen. Wegens de Hebreeuwse Universiteit, waaraan ik verbonden ben; om zakelijke redenen; wegens vakantie of een combinatie hiervan. Ik vertel dat om duidelijk te maken dat mijn banden met Israël diep zijn, maar ook van heel verschillende aard. Het geeft mij de gelegenheid om als niet permanente inwoner wat meer door te dringen in een samenleving die niet simpel in elkaar zit en waar het nog moeilijker is met het land vertrouwd te raken wanneer je de taal in heel beperkte mate verstaat.
Dat gevoel van thuiskomst is er zeker nog altijd. Maar het gevoel van vertrouwdheid en, voeg ik daar aan toe van gemeenschappelijkheid, begint aan slijtage onderhevig te raken. Zo heb ik aan mijzelf gemerkt dat mijn bereidheid om bijvoorbeeld over de politieke toekomst van Israël te spreken met mensen die ik niet goed ken, fors is afgenomen. Ik vermijd het risico van een te scherpe politieke discussie met mensen wier opvattingen met die van mij onoverbrugbaar zijn. Zoals met zionistische kolonisten of hun aanhang! Met de mensen die ik goed ken en wier politieke opvattingen met die van mijzelf kunnen verschillen, heb ik die moeite niet omdat de tegenstellingen binnen een zekere marge blijven. Een pittig verschil van mening is dan geen enkel probleem!
Sommigen zullen het een open deur noemen, maar de polarisatie in de Israëlische samenleving wordt met de dag scherper. De kans dat een gemeenschappelijke noemer in de Israëlische politiek wordt gevonden om het probleem met de Palestijnen op te lossen wordt steeds kleiner. De opvattingen van een belangrijk deel van de Israëlische publieke opinie over hoe te reageren op de eerste tekenen van een derde intifada, worden steeds harder en onverzoenlijker. Het beleid dat de regering nu ontwikkelt om een einde te maken aan (wederzijdse) terreurdaden, komt uitsluitend neer op meer politie en militairen en zo mogelijk de afsluiting van wat de Palestijnse gebieden zijn van het Israëlische grondgebied. Het lijkt op de laatste, wanhopige poging om een een einde te maken aan de moordaanslagen op gewone burgers in Israël door Palestijnen en in de bezette gebieden door Israeliërs. Gruwelijke daden zijn niet meer het voorrecht van een van de partijen. Dat tanende gevoel van vertrouwdheid en gemeenschappelijkheid ontstaat uitsluitend doordat de mateloze verharding van het Israëlische politieke klimaat maar één enkele conclusie toelaat, namelijk dat er geen reële kans is dat de regering van Israël inziet dat de situatie onhoudbaar blijft tenzij de oplossing voor het geweld ook en vooral wordt gezocht in de aanpak van de achterliggende oorzaken.
Er is bij dat gevoel van een zekere vervreemding, een element dat van grote betekenis is en misschien wel doorslaggevend. Dat is de kwestie van wat lijkt op een toenemende ver-religie-sering van het openbare leven en van de politiek. Dat is niet alleen al vele jaren aan de orde in de binnenlandse politiek, bijvoorbeekd op het gebied van de huwelijkswetgeving en de acceptatie door de staat van de diverse stromingen in het jodendom, maar in een steeds doorslaggevende mate in de politiek ten opzichte van het Palestijnse vraagstuk. De stichters van de staat Israël hebben zich een seculiere, liberale staat voorgesteld. Een columnist van Ha'aretz schreef onlangs dat Theodore Herzl zich in zijn graf zou hebben omgedraaid bij het zien van wat er nu gaande is: op grote schaal keppeldragers die 'dood aan de Arabieren' roepen en die op de Westbank streven naar een religieus-zionistisch bewind met voortgaande onderdrukking van de daar wonende Palestijnen. Onder de laatste groep zijn natuurlijk de terroristen wiens hoogste goed het doden van Joden is. Zij moeten met grote kracht worden aangepakt. Uit grote ervaring weet ik ook dat er veel Palestijnen zijn die niets liever willen dan samenleven en samenwerken met Israëli’s omdat zij de verdeling van het oorspronkelijke Palestina als de enige oplossing zien van het conflict. De toenemende ver-religie-sering van het openbare leven, van de invloed en macht ook op politiek gebied van de orthodoxe religieus-zionistische stromingen, kan slechts één resultaat hebben: permanente onderdrukking van de Palestijnen.
Met een te zwak progressief en liberaal Israël en een karakterloze draaikop als minister-president is er geen uitzicht op enig begrip voor de onderdrukte en bezette Palestijnen. De terreurdaden uit die kring vervullen mij met afkeer, maar een doorbraak in de Israëlisch-Palestijnse verhoudingen zou moeten komen van een Israëlische regering die tolerantie, de scheiding van kerk en staat en compromisbereidheid in haar vaandel schrijft en die vooral de religieuze radicalisering bestrijdt. Dat kan in de huidige situatie niet, want de huidige regering is ook de regering van de in mijn ogen verwerpelijke radicalen.
In de afgelopen dagen tijdens Soekot is mij in nogal wat gesprekken met Israëlische partners, meer dan ooit, het gevoel van hopeloosheid over de situatie in het land opgevallen.Het klinkt gek, maar met deze Israëli’s voel ik een grote verwantschap. Naast het gevoel van vertrouwdheid dat helaas aan slijtage onderhevig is.