Ik dacht vanochtend dat het wat rustiger was geworden rond het debat over de campagnes die president Erdogan wilde organiseren in landen met belangrijke Turkse gemeenschappen, zoals Duitsland en Nederland. De heer Erdogan heeft zich ontwikkeld tot een specialist, de lezer mag kiezen, in paranoia, overmatige hoogmoed, idiotie, dictatorschap of een heleboel van die vreselijke kwalificaties gezamenlijk. Zijn historische kennis is gespeend van enige werkelijkheidszin en dat bij een man die voor hetzelfde geld Turkije dicht bij het lidmaatschap van de Europese Unie had kunnen manoeuvreren. Die angstige droom lijkt nu wel voorbij!
Voor de bestuurders van de landen van West-Europa is het nu een fascinerende vraag hoe die aanwezigheid van zo veel burgers die tevens een Turks paspoort hebben, zal uitwerken. Het paspoort op zichzelf is dan niet zo interessant. Veel belangwekkender is de vraag voor welke identiteit dat paspoort staat; zeker wanneer Turkse burgers er verschillende paspoorten op na houden. Zonder te generaliseren voor alle in Europa aanwezige burgers met een dubbele nationaliteit, wordt in elk geval een deel van de Turkse burgers als een risico ervaren. In essentie lijkt de vraag toch aan de orde aan welke staat zij in de eerste plaats loyaal zijn.
Die vraag is niet nieuw en in de loop van de geschiedenis ook aan de Joden gesteld. Veelvuldig waren zij vluchtelingen of later redelijk geïntegreerde burgers die er tal van eigen gewoonten op na hielden en daar ook naar leefden. Zeker heeft ook assimilatie aan de nieuwe omgeving een grote rol gespeeld.
Het element van vreemdeling zijn lijkt mij een rode lijn door de Joodse geschiedenis in de diaspora. Spannender nog werd die vraag toen het politieke zionisme eind negentiende eeuw zijn stempel begon te drukken op de idealen van tal van Joden. Zeker, die Joden hadden goede argumenten om de noodzaak van het politieke zionisme te benadrukken. Volkomen terecht kan men beweren dat het politieke zionisme opleefde in reactie op discriminatie en erger door de omgeving waar men leefde. Natuurlijk was de Tweede Wereldoorlog de climax van een lange ontwikkeling van onderdrukking en discriminatie.
Het is zeker niet mijn bedoeling de behandeling van Turkse en Joodse gemeenschappen op één lijn te stellen. Toch moet men ook niet blind zijn voor zekere parallellen. Ik weet dat de invloed van het bestaan van de staat Israël op de Joodse gemeenschappen niet te vergelijken is met die van Turkse leiders op hun gemeenschappen in hun diaspora. Ik denk toch dat als men oprecht wil zijn er invloed uitgaat van elke Israëlische regering op de Joodse bevolking, of van daartoe geëigende Israëlische organisaties die beogen Israëlische belangen te behartigen. Ik denk daarbij aan het tegengaan van assimilatie in de meest brede zin, maar ook vaak ter ondersteuning van beleid van Israëlische regeringen, ook wanneer deze in strijd is met het beleid van het land waarin men leeft. Identificatie met Israël is een vorm van verminderde loyaliteit aan het land waarin men leeft. Zo weet ik bijvoorbeeld niet of de oproepen tot emigratie naar Israël als de normaalste zaak van de wereld worden beschouwd of dat daar toch een vraag wordt opgeroepen over wie aan wat loyaal is. Ik realiseer mij dat de parallel oproepen met Turkije gevaarlijk en riskant is. Die gaat op belangrijke punten gelukkig helemaal niet op. In een tijd waarin ouderwets nationalisme zelfs in Nederland op weg omhoog is, is het wel degelijk zaak de positie van een minderheidsgroep met eigen idealen en dromen, zoals bij de Joodse minderheidsgroep, goed tegen het licht te houden. Al was het maar alleen om moeilijkheden voor te zijn.