Voor een columnist, zelfs voor een bescheiden columnist, is de kritiek die op je losgelaten wordt, een bewijs dat je tenminste gelezen wordt. Als men daar niet tegen kan, net zo min als dit geldt in het politieke leven, dan is het beter zich niet publiekelijk te uiten over wat voor thema dan ook. In de Joodse wereld zijn er onderwerpen die traditioneel tot debat en controverses leiden, hebben geleid en zullen leiden. Eén ervan is de overmatige en al of niet juiste invloed van de radicale orthodoxie in Israël. Een ander onderwerp, ook hevig besproken buiten Israël, is de vraag in welke mate Joden, vooral die buiten Israël, kritiek mogen hebben op kwesties die spelen binnen Israël. Daar zijn er ook weer talloze van, maar zonder twijfel is een van de gevoeligste de kwestie van het beleid van Israël in de ‘bezette gebieden’ en in relatie daarmee de vraag of Israël zich op een acceptabele wijze houdt aan wat mensenrechtenovereenkomsten van regeringen en staten vragen. Een complicatie bij dat vraagstuk, wanneer men dat tenminste zo wil zien, is het feit dat Israël omringd wordt door vijanden en ex-vijanden, landen waar het met de mensenrechten niet zo nauw wordt genomen. Het feit dat Israël bedreigd wordt door niet-democratische staten zou dan een reden zijn om schending van de mensenrechten te begrijpen en te aanvaarden en in het slechtste geval erover te zwijgen en het goed te praten. Om het zo nodig nog moeilijker te maken, zou kritiek op Israël misbruikt worden om het land, zoals men dat tegenwoordig noemt, te demoniseren en te delegitimiseren. Ik vrees dat het laatste zeker waar is, maar het is een geheel ander vraagstuk of daaruit zou voortvloeien dat men zwijgt over wat krom is. Zie hier een pallet van vragen, terechte vragen ook, die debat vereisen over hoe te reageren en te handelen.
In mijn vorige column heb ik geschreven over mijn betrokkenheid bij Human Rights Watch en het feit dat HRW soms pittige kritiek levert op Israël. Ik wist natuurlijk waar ik aan begon toen ik deze bijdrage schreef en enkele reacties voldeden dan ook geheel aan mijn ‘gespannen’ verwachtingen. De meest opvallende, ook neergeschreven in een reactie op deze website, was die van Zvi Markuszower, want die voldeed geheel aan het gangbare patroon: een ‘fatsoenlijke Joodse vent’ als schrijver dezes hoort niet betrokken te zijn bij HRW want die club schaadt de belangen van Israël. Ik zou mij moeten voegen in de rij van Robert Bernstein en Richard Goldstone, die weliswaar laat tot bezinning zijn gekomen terwijl de schade al aangericht was. Eerlijk gezegd is het toch te veel eer om in deze rij genoemd te worden omdat het gaat om iconen waar het het mensenrechtenbeleid betreft. Ik laat in het midden dat het niet waar is, zoals Markuszower bericht, dat Bernstein HRW heeft verlaten. Hij was de eerste voorzitter van HRW en op 90-jarige leeftijd is hij nog steeds bij HRW betrokken. Ik vind het dilemma, want zo begrijp ik de woorden van Markuszower, voor niet in Israël levende Joden hoe met Israël om te gaan, inderdaad een belangrijke en gevoelige vraag. Markuszower vindt HRW een organisatie die schade doet aan Israël en dus is schrijver dezes daaraan ‘medeplichtig’ en zou hij er beter aan doen HRW te verlaten. Ik peins daar niet over en ik wil ook graag toelichten waarom de visie van Markuszower verwerpelijk is.
Gelukkig is Israël een open en democratische staat en het land moet daarvoor geprezen worden. Ik laat terzijde wat sommigen zullen opwerpen, dat in Israël niet-democratische tendenzen zichtbaar zijn vanwege de gevolgen van de bezetting van Palestijnse gebieden. Israël is gelukkig ook een land waar het waardensysteem van de vrije en democratische samenleving hoog wordt gehouden. Dat bewonderde ik in Menachem Begin, een rechtse hardliner maar een groot democraat. De impliciete doelstelling van het klassieke zionisme was niet alleen de stichting van de staat, maar ook van een staat waar het democratische waardensysteem hoog gehouden zou worden en een essentieel onderdeel zou zijn van het politieke bestel. Tientallen jaren is ook de steun van de westerse democratische samenlevingen aan Israël op deze gedeelde uitgangspunten gebaseerd geweest en dit is, hoewel met minder overtuiging, nog zo. Er zijn tal van vrienden van Israël, mensen met een onvoorwaardelijk commitment aan de Staat Israël, die menen dat zekere ontwikkelingen die geroemde grondslag ondermijnen. Het is heel pijnlijk dat HRW uiterst gedetailleerde rapporten heeft gepubliceerd die vragen oproepen over het beleid van Israëlische regeringen. Het recente rapport over de behandeling van Palestijnse boeren met hun land voor de muur cq het hek, roept vervelende vragen op. Zo zijn er tal van andere kwesties m.b.t. de bezette gebieden, nog altijd m.b.t. de Arabische Israëli’s, nu weer m.b.t. linkse NGO’s, de domme behandeling van demonstranten, de dubieuze economische en sociale ontwikkeling enz. Zwijgen zou traditionele waarden van de Staat Israël verder ondermijnen en het is niet echt relevant of onze vijanden, die sowieso vijanden waren, kritiek misbruiken. Daarom voel ik mij niet thuis bij Een Ander Joods Geluid, noch bij de vrienden van die ‘fatsoenlijke Joodse vent’ Zvi Markuszower.