Een belangrijke taak, zo niet de belangrijkste, van een regering en een parlement is de wetgeving. In de meeste democratieën is het gebruikelijk dat regeringen meestal het initiatief nemen tot wetgeving, waarna goedkeuring in samenspraak door het parlement plaats vindt. Israël is gelukkig geen uitzondering in deze democratische praktijk.
In elke democratie is de constitutionele wetgeving ongeveer het belangrijkste dat er is. Ook in die landen waar geen officiële Constitutie, grondwet, aanwezig is. In Nederland, de Verenigde Staten en veel andere landen kennen we een grondwet waarin de basisrechten in een democratie zijn vastgelegd. Veranderingen daarin aanbrengen zijn complexe processen, omdat Constituties basiswaarden van de samenleving vertegenwoordigen. Een Constitutie is daarmee bij verre het belangrijkste stuk wetgeving dat met allerlei waarborgen wordt omgeven. Ik kan de betekenis ervan niet genoeg benadrukken!
Israël, zoals ook Groot-Brittannië, kent geen grondwet in de zin zoals wij die kennen. Het document dat er op lijkt, is het document van de Onafhankelijkheidsverklaring, waarin zeker belangrijke principes zijn vastgelegd zoals het Recht op de Terugkeer, het democratische karakter van de staat en de gelijkheid van al zijn burgers, ongeacht kleur en geloof en, niet het minst belangrijke, de rechten van de Arabische Israëli’s als gemeenschap binnen de Staat Israël. Gevolg van dit laatste is de erkenning van het Arabisch als gelijke taal met het Hebreeuws.
In tegenstelling tot enkele grote Amerikaanse kranten, is er in Europa nog weinig aandacht gegeven aan een groot politiek gevecht in Israël dat de grondslagen van de staat ten diepste raakt. Het gaat om een nieuwe zogenaamde Basiswet die het karakter van de Staat als Joodse staat opnieuw bepaalt. De discussie in Israël is, zoals bijna altijd, heftig. Maar dit keer gaat deze heftige discussie toch over enkele kernwaarden van de Israëlische samenleving. De minister-president is met een nieuwe Basiswet gekomen, waar de juridisch adviseur van de regering, Weinstein, al voor de publicatie de kachel mee aanstak, omdat deze wet democratische basiswaarden om zeep zou helpen.
In zijn kern zegt de wet dat de Joodse waarden van de Staat gemeten worden aan de Joodse wet (de Halacha), dat dit het Joodse karakter bepaalt, komt de Arabische minderheid in de wet niet meer als gemeenschap voor, wordt het Arabisch als gelijke taak gedevalueerd en worden de rechten van elke burger gegarandeerd. De kritiek is niet van de lucht en die is zo scherp, dat de regering racisme en apartheid wordt verweten. Verontrustend is dat men verwacht dat de Amerikaans-Joodse gemeenschap, met zijn grote democratische tradities, zich zal verzetten, hetgeen de toch al slechte verhouding met de VS nog ongemakkelijker zal maken.
Zoals ik al schreef: een Constitutie, of wat daarop lijkt, weerspiegelt de diepste waarden van een samenleving. Ik denk dat dit zeker ook in Israël het geval is en dat een goed begrip van wat deze nieuwe Basiswet betoogt, los van wat er precies geschreven staat, een opvatting vereist over wat er in het land dat velen zo dierbaar is, eigenlijk aan de hand is.
Ik denk dat er een wezenlijke band is met de discussie over de toekomst van de staat en het karakter ervan, toegespitst op het grote twistpunt van de wenselijkheid van de twee-statenoplossing versus de door aanzienlijke en krachtige groeperingen openlijk geuite wens de Westbank door sluipende annexatie tot Israëlisch gebied te verklaren. Alleen al de aanwezigheid van een grote groep Palestijnse Arabieren bedreigt het Joodse karakter van de Staat in dat geval. De Basiswet, en ook de afwijzing ervan, is alleen te begrijpen tegen de achtergrond van dit voor Israëls toekomst hoogst belangrijke politieke gevecht. Om nog maar niet te spreken van de gevolgen van verder sluipende annexatie voor Israëls internationale positie. Ik denk niet dat ik een pessimist ben als ik vrees dat de gevolgen ernstig en ingrijpend zullen zijn. Deze Basiswet zou betekenen dat Israël geen gelijkheid meer zou bieden aan verschillende etnische en religieuze groepen, omdat de Joodse wet bepalend zou zijn. En dat nog in een beperkte interpretatie, zoals blijkt uit de afwijzing van de wet door ultra-orthodoxe, conservatieve en liberaal-Joodse groeperingen. Anderen vrezen een einde aan het democratische en liberale karakter van de Staat. Mensen zoals Moshe Arens, de voormalige Likoed-minister van Defensie, vindt het hele debat volkomen overbodig omdat de oorspronkelijke neerslag van de waarden van Israël nog steeds voldoende is en een redelijk evenwicht tussen de groepen garandeert. Eindeloos verdrietig vond ik de reactie van de Druzenfamilie, die zijn zoon, een politieman, bij de aanslag in Jeruzalem had verloren, en de nieuwe wet zag als een volstrekte miskenning van de loyaliteit aan de staat door de fameuze Druzische gemeenschap.
Ik kan geen seconde vreugde voelen bij deze ontwikkeling. Een vroegere baas van de Mossad zei vorige week dat hij voor het eerst in zijn leven twijfelde aan de toekomst van de Joodse staat. Ook van binnenuit, door dwazen, radicalen en lafbekken, wordt de toekomst bedreigd.