Het is onvermijdelijk om opnieuw te schrijven over het vraagstuk van de vluchtelingen, die inderdaad in grote aantallen proberen veiligheid en zekerheid te vinden in Europa. Zij ontvluchten, waarschijnlijk met verschillende motieven, landen waar zij geen toekomst meer zien, verdreven door angst voor geweld of uit het verlangen naar een betere - vooral economische - toekomst of door een combinatie van deze motieven. Eigenlijk geldt vrijwel altijd dat men begrip heeft voor deze motieven, maar dat zij lang niet altijd doorslaggevend zijn voor het toelaten van deze asielzoekers in de landen van de Europese Unie.
Ik had het voorrecht meer dan 10 jaar voorzitter te zijn van het bestuur van VluchtelingenWerk Nederland. Ik vond het een eer leiding te mogen geven aan deze grote en belangrijke organisatie die in de loop der jaren enkele honderdduizenden vluchtelingen met een zogenaamde asielstatus heeft begeleid, maar eigenlijk vond ik het in de eerste plaats een plicht om deze taak te vervullen. In mijn opvatting is het, zonder te willen vervallen in al te grote woorden, een kwestie van moraliteit dat samenlevingen openstaan voor de opvang van vluchtelingen. Al te vaak gaat het om de meest weerloze medemensen van onze wereldsamenleving. Dat neemt niet weg, ik spreek uit grote ervaring, dat het om een ingewikkeld en gevoelig vraagstuk gaat, waarin ratio en emotie strijden om het eerste recht. Naar vermogen zijn rechten en plichten, zowel individueel als ook rechtstatelijk, vastgelegd in het VN-Vluchtelingenverdrag als ook in het Europese Handvest voor de Rechten van de Mens.
Ik heb de stellige indruk dat de uitholling van de betekenis van deze volkenrechtelijke documenten voortgang maakt. Ik ben er niet zeker van of het hierbij gaat om een uitholling van de morele en juridische betekenis van de omgang met vluchtelingen, of dat het gaat over het punt dat de omvang van het vluchtelingenvraagstuk in de wereld zo enorm is (ongeveer 65 miljoen vluchtelingen wereldwijd), dat deze aantallen per definitie leiden tot een andere (minder goede?) aanpak van dit tragische probleem. Een kwestie overigens die al veel jaren voor het grootste deel wordt ‘opgelost’ in de regio’s waaruit men afkomstig is.
Het is bijna vanzelfsprekend dat het vluchtelingenvraagstuk ook in Israël en in de Europese Joodse gemeenschappen tot debat leidt. Het probleem is dat de aard van het debat mij geenszins bevalt en bij mij in een aantal gevallen tot een soort van schaamte leidt over de uitlatingen die deel zijn van deze discussie. Ik ben verbijsterd door de vaststelling dat al te vaak de Joodse ervaring met het lot van vluchtelingen niet leidt - lang niet altijd leidt - tot een bijzonder besef van verantwoordelijkheid.
Ik schaam mij voor opeenvolgende Israëlische regeringen. Het begon enkele jaren geleden met het feit dat leden van de regering over Afrikaanse vluchtelingen spraken als infiltranten die vooral buiten de deur moesten worden gehouden. Geen compassie! Niet het minste begrip voor de benarde situatie waarin deze zwarte Afrikaanse verschoppelingen verkeren! Getuige de uitlatingen van die langzamerhand onuitstaanbare Bibi moeten wij nu geloven dat Israël te klein is om ook een bijdrage te leveren aan de oplossing van het vluchtelingenvraagstuk van het Midden-Oosten. Natuurlijk is er het probleem van vluchtelingen uit vijandige staten, waardoor zeker extra oplettendheid noodzakelijk is. Dat geldt ook voor de Europese landen waar ook veiligheidsoverwegingen aan de orde zijn. Echter, hoe is het mogelijk dat de minister-president van Israël bij herhaling zo ongeveer het halve Europese jodendom oproept naar Israël te verhuizen, terwijl er geen plaats zou zijn voor een klein aantal vluchtelingen uit het Midden-Oosten. Zou het er om gaan dat het Moslims zijn? Wat zou men zeggen wanneer Joodse vluchtelingen worden geweigerd omdat zij Joods zijn? Laat ik openhartig zijn: deze benadering vind ik onverdraaglijk.
In de Nederlands-Joodse gemeenschap hoor ik ook geluiden in de trant van de vraag of wij in Nederland vluchtelingen uit Syrië moeten toelaten vanwege het risico dat deze Moslims het antisemitisme in Europa zouden versterken. Hoe gevaarlijk is deze generalisatie en hoe opstandig zouden wij zijn wanneer een dergelijke generalisatie zou worden gemaakt met betrekking tot groepen Joodse vluchtelingen. Gelukkig kan men zeggen is dit laatste probleem opgelost door het bestaan van de Staat Israël.
Kern van de zaak is dat Joodse moraliteit te allen tijde vraagt open te staan voor vluchtelingen en asielzoekers, ongeacht wie zij zijn. Ik ontken niet het probleem van antisemitische vooroordelen van moslimmigranten in Europa, maar de Europese samenlevingen zijn sterk genoeg om zich daar tegen te verzetten. De Joodse wereld zou elk moreel gezag verliezen wanneer zij de weg zou opgaan van de weigering van vluchtelingen, uitsluitend om hun geloof