Ik denk dat ik toch de meeste van de 200 columns (zijn het columns?) van Ronit Palache in het NIW heb gelezen voordat 100 daarvan in een boek opnieuw werden gepubliceerd. Bij een ontmoeting met de auteur heb ik mij bij wijze van compliment een keer laten ontvallen dat de rubriek van Palache elke week mijn favoriete lectuur was en zonder iemand te willen beledigen het beste was en is wat het NIW te bieden heeft. En dit toch bijzondere weekblad heeft heel wat te bieden!
Ik wil ook bekennen dat ik vaak met ontroering de beschrijvingen van en uitlatingen over het leven van de geïnterviewden heb gelezen. Soms was het onvermijdelijk de opdringende tranen eerst terug te duwen voordat verder lezen zinvol was. Bijna altijd was er niet veel nieuws in de levensgeschiedenis van de geïnterviewde, niet omdat het niet uitzonderlijk was of geheel herkenbaar, maar vooral omdat het de levensgeschiedenis is, in al zijn varianten, van al die mensen in de Nederlandse Joodse gemeenschap, die altijd op een of andere wijze, positief of negatief, getekend zijn door iets wat Joods lijkt te zijn. Bij het herlezen van een aantal columns vraag ik mij af of het nu verdriet is wat toch overheerst of dat het mogelijk is zo veel jaren na de grote Catastrofe vreugde te laten overheersen in het leven van hele Joden, vaderJoden, kwart Joden of Joden die alleen nog een vage herinnering hebben aan wat Joods zijn eigenlijk is. Soms vrees ik dat negatieve en pijnlijke ervaringen en herinneringen overheersen en dat ook de jongste (derde) generatie zich daar nog niet aan kan ontrekken.
Het zou tal van geïnterviewden en dus ook de auteur-samensteller desondanks te kort doen door te veronderstellen dat alleen sombere mensen het boek vullen. Dat is niet zo, omdat het ontegenzeggelijk ook waar is dat veel positieve gevoelens en ervaringen ontleend zijn aan het feit dat velen een vorm van jodendom ervaren. “Hun eigen jodendom”, zou ik het noemen. Een eigen interpretatie van regels, van geloof en ongeloof, van het gezins- en familieleven, van verbinding met Israël of zelfs van volledige afwijzing. Die Joodse gemeenschap van Nederland komt in het boek van Ronit Palache als uiterst gevarieerd naar voren en ik geloof, zonder demografisch onderzoek dat dit ook zo is. Die gemeenschap komt ook naar voren als een met weinig samenhang en waar grote variatie en tegenstellingen in zekere zin als weldadig worden ervaren. Onderscheidt de Nederlands-Joodse gemeenschap zich daarmee of is het zo, zoals ik vermoed, dat een hoge mate van assimilatie heeft geleid tot zo veel opvattingen en kleuren in die gemeenschap? In mijn veronderstelling is assimilatie de doorslaggevende verklaring voor het feit dat in het boek zo veel heel persoonijke visies voorkomen, die weinig garantie vormen voor het voortbestaan van de Nederlandse Joodse gemeenschap.
Ronit Palache zou in elk geval deze columnist een groot plezier doen door haar kritische pijlen eens te richten op de toekomst. In welke mate wil men eigenlijk een (Joodse!) toekomst? In hoeverre is assimilatie toch het belangrijkste verschijnsel in het hedendaagse Nederlandse jodendom ? Wil men daartegen ten strijde trekken en hoe zou dat moeten?
Bij het lezen van dit prachtige boek werd ik niet overmand door optimisme. Zeker niet! De vraag over de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen wordt zeker en ook vaak gesteld. Zijn de feiten dat binnen enkele decennia om verschillende redenen de Nederlands-Joodse gemeenschap verder is gekrompen of zijn de activistische krachten zo sterk dat er een toekomst blijft? Ik denk dat beide het geval zal zijn: door assimilatie een verdere inkrimping, maar versterking van het overblijvende Nederlandse jodendom door de bronnen van activisme en kracht die wij óók zien. Wat mij betreft mag Ronit Palache haar licht laten schijnen over deze vragen in een volgend boek! Bij voorbaat kan zij verzekerd zijn van mijn dank!