Het was geen bericht waarvoor opvallend veel aandacht was enkele weken geleden. Mahmoud Abbas – toch gezien als een gematigd, hoewel machteloos man in Palestijnse kringen – kondigde aan dat hij Engeland zou aanklagen (bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag?) voor het feit dat Engeland de zogenaamde Balfourverklaring had afgegeven, welke uiteindelijk leidde tot de stichting van de staat Israël. Het was lord Balfour, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, die een brief schreef aan baron de Rothschild, leider van de zionistische beweging in Engeland, waarin hij Engelands steun betuigde aan het zionistisch ideaal.
Kennelijk beschouwt Abbas deze brief als het min of meer juridische moment waarop de oprichting van de staat Israël plaats vond, hoewel er nog enkele decennia overheen zouden gaan voordat de staat in 1948 tot stand kwam door een beslissing van de Verenigde Naties. Decennia ook waarin nog heel wat water door de Jordaan zou stromen voordat het zo ver was.
Ik zou niet verbaasd zijn wanneer de Palestijnen de Balfour Declaration uitrtepen tot het begin van de Nakba, de catastrofe, die de oprichting van de staat Israël in hun ogen immers was en die nog elk jaar wordt herdacht. Zo goed als Israël en de Joden buiten Israël de herinnering aan en de betekenis van de Sjoa levend houden, zo hebben ook de Palestijnen heel goede redenen om hun herinnering aan wat er gebeurd is levend te houden. Ik begrijp dat heel goed, omdat niet valt te ontkennen dat de Palestijnen, hoe men over hen ook moge denken, zeer zeker een grote prijs hebben betaald voor de oprichting van Israël, al hebben hun eigen dommigheden en die van Arabische landen daar zeker een bijdrage aan geleverd.
Ik denk dat het politieke gedachtegoed van Abbas en anderen inhoudt dat de enige reden waarom Israël is ontstaan, het feit is van de dekolonisatie van een groot deel van het Midden-Oosten. Alles nu wat strijdig is met de dekolonisatie op zichzelf, bijvoorbeeld het verzet tegen dekolonisatie of het gebruik (misbruik?) van de dekolonisatie, is onrechtmatig en dient als zodanig dus te worden veroordeeld door een internationaal juridisch orgaan. De illusie is daarbij vermoedelijk – na een eventueel proces van vele jaren – dat dit iets zou kunnen bijdragen aan de oplossing van de interstatelijke problemen in het Palestijns/Israëlische gebied. Ik vrees dat het een illusie is te verwachten dat de grote politieke problemen van deze tijd oplosbaar zouden zijn door een vorm van juridisch ingrijpen. Het is en blijft in mijn analyse toch de politiek die een grondslag kan bieden voor de oplossing van grote internationale problemen.
In het interview met de ‘grote denker’ Abou Jahjah viel het mij op dat ook deze Arabische profeet terug greep naar de betekenis van de dekolonisatie. Deze had immers een einde moeten maken aan de aanwezigheid en invloed van westerse koloniale machten. Waar dat niet of niet volledig is gebeurd, althans in Arabische en Palestijnse ogen, is het restant van de koloniale aanwezigheid onrechtmatig. Deze redenering is zeker niet zonder enige logica, maar de betekenis ervan voor de politieke werkelijkheid, is nihil.
Ik weet werkelijk niet wat Mahmoud Abbas met zijn aanklacht beoogt. Hij weet maar al te goed dat Israël er is om te blijven. Hij weet dat de militaire macht van de Palestijnen vrijwel non-existent is. Hij weet dat het Palestijnse probleem, wat het zeker is, minder en minder een prioriteit vormt voor vele Arabische landen. Hij weet dat Israël over de macht beschikt om door te gaan met het verderfelijke bezettings- en nederzettingenbeleid. Hij weet dat papier geduldig is en hij weet ook dat zijn eigen positie een wankele is.
Waar wij hiermee van doen hebben, is de zoveelste miskleun aan Palestijnse zijde om níet te doen wat nodig is: rechtstreekse onderhandelingen met Israël gesteund door de belangrijkste politieke mogendheden van de wereldgemeenschap en het loslaten van de zinloze gedachte dat een vaag proces over de Balfour-verklaring iets zou kunnen veranderen aan de toestand van de Palestijnen.