De directeur van Human Rights Watch, Ken Roth, maakte een hele foute opmerking door te zeggen dat Israël zich door een beslissing van regering en Hooggerechtshof, namelijk de uitzetting van de vertegenwoordiger van HRW in Israël, voegde in de rij van staten als Noord-Korea, Venezuela, Cuba, Egypte, Iran en andere die als niet democratische staten kunnen worden beschouwd. Terwijl ik veel respect heb voor het werk van HRW, was deze opmerking van Roth natuurlijk een ernstige blunder. Israël hoort in geen enkel rijtje van dictaturen in de wereld thuis, al helemaal niet als Roth niet had vergeten een hele reeks Arabische en Aziatische repressieve staten in dat lijstje op te nemen.
De directe aanleiding voor deze belachelijke kritiek is dus de uitzetting van de onderzoeker van HRW van mensenrechtenschendingen in Israël. In het bijzonder diens pleidooi voor de BDS (Boycot, Disinvestment and Sanctions) was een schending van de wet, die uitzetting mogelijk maakte. Ik geloof dat de uitzetting van deze man van weinig wijsheid getuigt en ontactisch is, maar op grond van de daartoe aangenomen wet wél legaal. Dat was natuurlijk ook de reden waarom het Hooggerechtshof de beslissing van de regering niet terugdraaide.
De kritiek van Roth is een miskleun van de eerste orde, maar sluit aan bij het standpunt van een toch wat grotere groep waarnemers van Israël, die zeggen dat Israël het tegenwoordig wat minder nauw neemt met de democratische rechtsorde dan voorheen. Ik laat buiten beschouwing of de bezetting en annexatiepogingen ook aanleiding geven tot deze kritiek. Dat lijkt mij een probleem van veel grotere omvang, dat in principe niets van doen heeft met de vraag of Israël een democratie is. Die kritiek is terecht begonnen met het debat over de aanname van de wet over de natiestaat. Die was zeker voor de Arabische minderheid discriminerend.
Nu echter zijn er andere gebeurtenissen aan de orde, die Israël wel degelijk raken in het hart van de democratie. En als zo vaak zijn de huidige minister-president en zijn gedrag het centrale punt in het debat. En dat niet alleen: de situatie is toch wel zo ernstig dat het de vraag is of Israël de voortgaande crisis als democratische staat overleeft. Ik weet dat dit hele zware woorden zijn, maar ik geloof toch echt (en niet tot mijn vreugde!) dat deze zorg gerechtvaardigd is.
Het lijkt mij duidelijk dat alles wat er is gebeurd voor en na de verkiezingen – zoals zo veel in het huidige Israël - te maken heeft met de persoon van Bibi Netanjahoe. De man die door de politieke puinhoop in het land op dit ogenblik vier ministeries beheert! De man ook die is bedeeld met grote talenten, maar er niet tegenop heeft gezien zijn totale politieke handelen in dienst te stellen van zijn brandende verlangen de macht te behouden en die naar mijn overtuiging de feitelijke annexatie nastreeft van de bezette gebieden van Palestina. Het meest afschuwelijk is hoe Bibi, om zijn macht te behouden, bereid is belangrijke instituties als het Hooggerechtshof en het hoofd van het Openbaar Ministerie in diskrediet te brengen. Zozeer zelfs dat hij oproept tegen de rechters te fulmineren en intimiderende demonstraties te organiseren voor het huis van de procureur-generaal. Bibi durft te laten weten dat wanneer rechters en het Openbaar Ministerie hem veroordelen het volk op zijn eigen wijze zal oordelen over de overheid en háár oordelen eventueel zal vernietigen. Hier roept een minister-president het volk op de democratische rechtsstaat, die Israël tot nog toe is, te ondermijnen. Dezelfde minister-president die vreest voor gevangenschap vanwege corruptie, fraude en machtsmisbruik.
Ik word er droevig van vast te moeten stellen dat er inmiddels een heel rijtje is van vooraanstaande politici die in de bak hebben gezeten. Onder hen een voormalig minister-president en – om een andere reden – een voormalig staatspresident. Is het democratische Israël inmiddels zó ziek dat het normaal is geworden dat politici en ambtenaren misbruik maken van hun macht en corruptie plegen? Ik word er evenzeer droevig van dat dit alles zich afspeelt in een politieke en zakelijke elite, die de wet aan haar laars lapt en het volk van Israël behandelt als voetvolk waar op kan worden neergekeken.
Toch is er nog hoop, omdat ik er vast van overtuigd ben dat het niet-corrupte en koosjere Israël nog bestaat. Ik heb mijn hoop gevestigd op de leiders die Israël zullen behoeden voor de ondermijning van de democratische rechtsstaat en zullen garanderen dat Israël niet thuishoort in de kring van landen met een dictator of generaal met de steun van het leger aan het hoofd.