Ontmoeting in Netanja

Solange Leibovici

vrijdag 10 januari 2014

Nelly Dynovisz is tachtig, maar ze heeft een jonge, krachtige stem. Ze woonde voor de oorlog met haar ouders in de Rue Lamartine in Parijs, waar Solange ook woonde. Nelly had een zusje, en de drie meisjes speelden vaak samen. Ze vertelt me dat Solange een mooi tenger meisje was, ze had kort krullend blond haar en blauwe ogen. Ik denk: ze zag er misschien een beetje uit als mijn eigen zusje, die ook blond is. Nelly was drie jaar ouder dan Solange en beschouwde haar ook als een zusje.

In 1942 besloten de ouders van Nelly dat de meisjes weg moesten. De razzia’s waren in volle gang, elke dag werden Joden opgepakt. Ze zouden naar een veilig adres in Zuid-Frankrijk worden gebracht, in het ‘vrije Frankrijk’, dat wil zeggen het deel dat nog niet door de Duitsers was bezet. Het waren vooral protestanten, de vroegere Hugenoten, die Joodse kinderen in huis namen. De meeste katholieken waren blij met Pétains ‘Révolution Nationale’, een doordachte poging om Frankrijk van vreemde elementen te zuiveren en hiermee te redden van de decadentie die het land aan de rand van de afgrond had gebracht. Het wordt een soort vakantie, zeiden de ouders, en daarna zien we elkaar allemaal weer terug. Na de bevrijding werden de meisjes naar hun grootmoeder gestuurd die in Parijs was gebleven en aan de aandacht van de Franse politie had weten te ontsnappen. Net als mijn grootouders, die thuis bleven, geen ster droegen en door buren werden geholpen. Zij hebben lang gewacht, zegt Nelly. De ouders keerden nooit meer terug. De twee zusjes besloten op alija te gaan. Daar trouwde Nelly met Jack, ze kregen kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Het was hard werken en niet terugdenken aan wat er was gebeurd. Jack is vijftien jaar eerder gestorven. Nelly is trots op haar grote familie: dat is mijn wraak, zegt ze. Ze hebben ons niet klein gekregen. We spreken af dat ik haar een paar weken later in Netanja zal opzoeken. Ze wil graag vertellen, over Solange, over haar.

En dan zegt ze iets dat haar pijn doet, mij ook, ik hoor de tranen in haar stem. “Mijn moeder wilde dat Solange met ons zou meegaan. Twee of drie meisjes, dat maakte niet zoveel uit.” Haar moeder, die net als Solange’s moeder Malvina heette, zei: “Geef me Solange mee, laat de meisjes samen weggaan, ze kennen elkaar goed, ze zullen niet bang zijn.” Maar Solange’s moeder antwoordde: “Nee, Solange gaat met ons mee. Het schijnt dat we naar een werkkamp moeten en ik wil de kinderen bij ons houden.” De meisjes namen afscheid.

Toen ik je naam hoorde, zegt Nelly, ging er een soort elektrische schok door me heen. Ik dacht: NEE, dat kan niet, Solange is dood! Nelly gelooft niet in toeval. Dit heeft zo moeten zijn, zegt ze. Zij staat volledig achter mijn idee om een boek over Solange te schrijven. Het is je plicht, dat meisje heeft alleen jou.

Ik ben zo met Nelly bezig geweest en met zoeken naar Solange, dat ik iets over het hoofd heb gezien. Opeens bedenk ik dat ik niet eens in de telefoongids van Parijs heb gekeken naar andere Leibovici’s. Ik zoek op internet, en in de pages blanches staat weer de naam: Solange Leibovici. Ze woont in het zeventiende arrondissement, niet ver van de straat waar ik zelf geboren ben. Er is een derde Solange Leibovici …

Columns 2014

Columns 2013

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.