Vorig jaar met Pesach dacht ik: laat ik op de seder Georg Friedrich Hegel eens inbrengen, de Duitse filosoof uit het begin van de negentiende eeuw. Dat ging toen als volgt:
Ze zeggen weleens dat het in de filosofie allemaal zo abstract blijft. Maar voor Hegel was er niets abstracts aan het conflict tussen de gevestigde macht en degenen die onderdrukt werden. Hegel meende zelfs in het tijdvak te leven waarin die strijd zijn finale fase inging. Hij had meegemaakt hoe tijdens de Franse revolutie de Franse slaven het oude regime omver wierpen en onder de guillotine brachten. En hoe er vervolgens een regime van vrijheid, gelijkheid en broederschap gevestigd werd.
Dit bevestigde Hegels these dat onderdrukking vruchtbaar kan zijn, doordat de onderdrukking de slaaf aanzet tot actie. Dat hoeft niet per se het geval te zijn, zegt Hegel, want een slaaf kan apathisch en serviel worden van de onderdrukking. Maar hij kan zich ook emanciperen en boven zijn oude meester uitstijgen.
Volgens Hegel had het Franse proletariaat deze emancipatie bereikt. Op basis daarvan werd in Frankrijk een egalitaire samenleving ingericht. En vervolgens staat, in de dagen van Hegel, Napoleon op als de wereldleider die de voleinding van de geschiedenis vanuit Frankrijk exporteert naar de rest van de wereld, onder andere naar Jena waar Hegel Napoleon op zijn witte schimmel voorbij ziet komen.
In deze hegeliaanse zin kun je de uittocht uit Egypte beschouwen als een revolutionaire ommekeer in de geschiedenis. Slaven emanciperen zich, gooien het juk van de onderdrukker van zich af en vormen zich om tot een vrij volk met een egalitaire samenleving. Mosjé als Napoleon avant la lettre.
En zelfs meer dan Napoleon. Want Napoleon miste volgens Hegel nog wat, iets dat nodig was voor het definitieve einde van de geschiedenis. Wat hij miste was zelf-bewustzijn, in de zin van bewustzijn van het belang van zijn rol in de geschiedenis. Hij vervult geschiedenis, maar hij weet het niet. Hegel kan dat een beetje goedmaken, want die weet dat, met zijn grote bewustzijn, wel.
Welnu, die fout maakten de bevrijde Israëlieten niet. Want waarom zitten we hier, aan de seder? Om te praten over onze revolutionaire bevrijding, dus we zijn ons er zeer bewust van en dat wordt alleen maar meer, want hoe meer we erover vertellen, des te prijzenswaardiger zijn we.”
Dat ik het op Pesach over Hegel had, voelde knap gewaagd. Want wat moet Hegel in de Manisjtana? Staat hij niet aan het begin van een denktraditie die uiteindelijk veel onheil heeft gebracht en, sowieso, gevoelsmatig niet thuis hoort in een seder?
Wel, dat ligt misschien toch wat genuanceerder. Ook uit bovenstaand verhaal blijkt dat Hegel even makkelijk is in te voegen in een messianistisch bevrijdingsverhaal als in benauwd rechts-nationalisme. Bovendien: het moet ook interessant blijven, zo’n seder, en na de zoveelste herhaling van de nodige sleetse clichés kan ik wel wat prikkelende inbreng van buiten gebruiken.
Zal ik dit jaar Hans-Georg Gadamer maar eens gebruiken?