Het Hebreeuws is ongetwijfeld de taal waar het jodendom en de Joden mee geïdentificeerd worden, maar als moderne spreektaal is het niet meer dan een nieuwkomer. In vervlogen tijden, rond het begin van het Christelijke tijdperk, sprak de gewone man eerder Aramees dan Hebreeuws. En hoe het daarvoor gesteld was, ligt een beetje buiten mijn planning voor vandaag.
De meest nabije taal voor de Asjkenazische Joden is het Jiddisj. Het is een taal die ontstaan is door het contact van migrerende Joden met hun Duits-sprekende omgeving, en daarna ook met hun Slavische buren, al naar geval hun precieze locatie. Dit gaf aanleiding tot een divergentie tussen het Duitse (meer westelijke) en het Slavische (meer oostelijke) Jiddisj. Het westelijke Jiddisj begon al voor de oorlog te verdwijnen door assimilatie. Mijn Nederlandse familie sprak zeker minstens drie generaties voor mij geen Jiddisj meer.
De verspreiding van het Jiddisj voor de Tweede Wereldoorlog was enorm. Schattingen spreken van 11 miljoen sprekers. Jiddisj mag dan heel wat ontleend hebben aan het Duits, en dan specifiek het Middel-Hoogduits, het lijkt er grammaticaal weinig op. Juist het oostelijke Jiddisj nam veel grammatica over van de Slavische buurtalen. De kenners verdelen het oostelijke Jiddisj weer in verschillende dialectische groepen. Het vocabulaire bevat grote aantallen Aramese en Hebreeuwse woorden (15–20 %). Zowel Duitsers als geëmancipeerde Joden keken op de taal neer als een soort bastaardtaal of jargon.
Historici menen dat al die Jiddisj-sprekers van oorsprong migranten waren uit Noord-Frankrijk, verdreven naar het Rijnland en verder naar het oosten door gestrande Kruisvaarders. Deze onrustige verdrijving ging door tot de 14e eeuw. In Noord-Frankrijk werd oorspronkelijk een Judeo-Franse variant gesproken. Rashi gebruikt nogal wat woorden uit die taal. Interessant is dat de Joden uit de Provence juist Judeo-Romaans spraken, dat langer intact is gebleven omdat zij onder bescherming stonden van de paus in Avignon en niet verdreven werden. Die variant wordt ook wel 'Schuadiet' genoemd. Die taal is geheel uitgestorven, op wat liedjes, gedichten en fragmenten na. Taalkundigen likken zich hierbij de vingers af, van het weinige dat er nog over is, maar dat gaat mij ver boven de pet.
De Joden uit Italië spraken hun eigen taal: Judeo-Italiaans of 'Italkiaans', met een afkomst van Vulgair Latijn en Vroeg Italiaans. Ook hier vonden respectabele hoeveelheden Aramees en Hebreeuws een plaats in de taal. Werkelijk dagelijkse sprekers schijnen er sinds de Tweede Wereldoorlog nog maar heel weinig te zijn. Woorden en flarden circuleren wel onder de Italiaanse Joden. De verschillen per streek zijn groot in die 'dialecten', mede omdat de grote steden in vroegere tijden onafhankelijke staatjes vormden. In Ferrara wordt de taal ghettaiolo genoemd; dat behoeft geen verdere uitleg. De versnippering in dialecten maakt het bewaren van de taal nog problematischer.
Een andere, grote groep van Judeo-Romaans is natuurlijk de taal van de Spaanse Joden, het Judeo-Spaans, Judezmo, of Ladino, in Israël ook wel Spanjoliet genoemd. De taal ontstond voor de verdrijving uit Spanje. Een deel van de Joden ontsnapte naar het Ottomaanse rijk, anderen naar Portugal en verder naar Noord-Europa. Deze westelijke Sefardim kennen we goed als onze 'Portugezen'. Het 15e-eeuwse Spaans is door de Joodse vluchtelingen beter bewaard dan door de Spanjaarden zelf en is zo een belangrijke bron van studie voor het Oud-Spaans, zowel wat woorden als klanken betreft. Dit is vooral evident in de groepen die het contact met Spanje verloren hadden, zoals in Turkije, en minder puur in Noord-Afrika. Dit fenomeen is bekend: isolatie is gezond voor het purisme in de taal.
Voor de volledigheid mag ik niet nalaten te vermelden dat de Joden buiten de Europese wereld ook hun Joodse talen ontwikkelden. Zo bestaat er Judeo-Perzisch (in en ook ver om Perzië heen) en Judeo-Arabisch.
Ondanks pogingen om tenminste de grote vertegenwoordigers van deze Joodse talen te behoeden voor verdwijning, is dat een bijna onmogelijke taak zolang zij niet terugkeren naar echt levende talen, die op natuurlijke wijze van ouders op kinderen worden overgedragen.
Opdat niemand denkt dat ik werkelijk zo geleerd ben: ik ontleen erg veel aan een prachtig boek van Asya Pereltsvaig (ook niet vreemd aan het Jiddisj), Languages of the World, Cambridge 2012.