Elke nieuwe spellingsregeling van onze taal heeft aanleiding gegeven tot ergernis, ongenoegen en discussies. Die komen vaak voort uit onwennigheid en conservatisme, maar ze zijn ook niet zelden gebaseerd op legitieme en gemotiveerde tegenwerpingen. Ik herinner me nog mijn opa die zich kwaad maakte dat in de veertiger jaren het verschil tussen bedelen en bedeelen met één ministeriële pennenstreek was uitgeroeid. Ook in onze tijd wordt er gemord over regels die ons niet zinnen. Niet voor niets bestaat er naast het officiële 'Groene Boekje', de 'Woordenlijst van de Nederlandse Taal', uitgegeven door het Instituut voor Lexicologie te Leiden, dat de aanbevelingen voor de nieuwste en laatste spelling bevat (en in een groen jasje steekt), ook het 'Witte Boekje', dat de inzichten van de tegenstanders, waaronder het Genootschap 'Onze Taal' en enkele dagbladen, vertegenwoordigt.
De geschiedenis van de tegenwoordig gebruikelijke Nederlandse spelling begint omstreeks 1863 toen De Vries en Te Winkel een woordenlijst publiceerden als voorbereiding op een alomvattend Nederlands Woordenboek. Die spelling werd in 1882 door de Nederlandse regering officiëel aanvaard. Daar werd bij voorbeeld het bijzonder ouderwetse kagchel tot kachel gereduceerd. Kollewijn (Roeland Anthonie Kollewijn, neerlandicus, 1857-1942) had veel bezwaren tegen de methode van spelling van De Vries en Te Winkel. Zijn visie berustte op de gangbare uitspraak van woorden, en had minder van doen met hun etymologie. Hij pleitte voor gebruik van uitgangen zoals Russies i.p.v. Russisch, vrolik - vrolijk – dit werd niet aanvaard. In andere opzichten had Kollewijn wel invloed, zoals het weglaten van de -ch in mensch en visch, en in 1934 kwam het tot een compromis van deze twee stromingen onder de Minister van Onderwijs Marchant. In grote lijnen loopt onze spelling nog steeds via de principes van destijds.
De eerste woordenlijst voor de Nederlandse taal stamt uit 1863; het eerste Groene Boekje uit 1954 had het nog over voorkeurspelling, met alternatieven die mogelijk waren. Eczeem (voorkeur) met ekseem (toegelaten). Ook werd het trema bij zeeëend voor de duidelijkheid vervangen door een koppelteken, zee-eend. In 1995 kwam weer een uitgave met allerlei correcties en wijzigingen. Fotocopie werd nu echt fotokopie, en de alternatieven werden opgeheven, dus het lelijke ekseem lag er weer uit. De Nederlandse Spellingwet van 2005 berust op de laatste uitgave van het Groene Boekje van hetzelfde jaar.
Sommige inconsequenties (ja, zo hoort het geschreven te worden!) zoals akkoord en accorderen, kritiek en criticus, vakantie en vacant zijn gehandhaafd. De meeste weerstand is wel gerezen tegen de regels aangaande de tussen–n in samenstellingen: het vertrouwde pannekoekenhuisje werd pannenkoekenhuis. De regel is ingewikkeld, en kent nogal wat uitzonderingen. Bij veel gebruikers gaat het tegen de wijze van spreken in. Kattebelletje blijft onveranderd; het woord heeft niets met poezen te maken, maar is afgeleid van een Italiaans woord cartobello, dat een velletje of bundel papieren aanduidt. Het is natuurlijk wel kattenbak. En wie de kat de bel aan wil binden moet een kattenbelletje aanschaffen. Het schijnt dat in een nieuwe gedaante het Groene Boekje ons zal toestaan weer onze pannekoeken in een pannekoekenhuisje te eten. Koninginnedag is nu niet meer nodig, vanwege de nieuwe koning, maar het enkelvoud zou toegestaan blijven omdat er maar één regerende koningin is.
Het koppelteken zorgt ook voor de nodige verwarring en vormt een bekend struikelblok bij het Nationale Dictee. Ik rommel maar wat aan. Wie meer wil weten doet er goed aan om het boek van Wim Daniëls ter hand te nemen, het heet Spellingscarrousel (Prisma 2005) en is zeer leesbaar.