Ik kan me voorstellen dat het nodig is om een code, een geheim nummer, aan te schaffen voor overschrijvingen van mijn bankrekening. Je zou niet willen dat iedereen daar vrijelijk kan grabbelen. Dat geldt misschien ook voor de site van het ziekenfonds – je wilt niet dat jan en alleman kan zien dat je zojuist dement bent bevonden door de bevoegde neuroloog.
Maar voor allerlei perifere zaken, zeg om mijn waterrekening te bekijken, moet ik óók een code intypen. Ik maak me het leven makkelijk, dacht ik, en gebruik voor al die onbelangrijke onzin dezelfde code. Het is allemaal dikdoenerij – laat de mensen maar vrijelijk naar mijn electriciteitrekening kijken, misschien betalen ze hem ook meteen nu ze toch bezig zijn. Het gedonder begint pas echt als de betreffende instantie me meldt dat de geldigheidsduur van mijn geheime code is verlopen, meestal na een half jaar of zo, en dat doorbreekt mijn intelligente systeem van eenvoudigheid.
Opeens is mijn rekening bij de kruidenier, waar mijn code gewoon ‘eldad’ is, zoals bij alle andere onbelangrijke zaken, noodgedwongen ‘eldad1’ geworden. Dus dat moet ik ergens opschrijven. En daar wringt de schoen. Op een papiertje, in een boekje? En waar is die aantekening juist als ik hem zo 'desperaat' nodig heb? In het ergste geval kan ik ook gewoon níet kijken – het wordt toch automatisch overgemaakt op de tiende van de maand.