Vorige week was ik met mijn dokters in een nogal geïsoleerd dorp op de Westelijke Jordaanoever. U weet zo langzamerhand dat wat wij beschrijven als een dorp zo'n 4.000 of meer inwoners telt. Het zal zo duidelijk worden waarom ik ditmaal nogal vaag doe over de precieze locatie.
Als tolk werd mij een inwoner van het dorp aangewezen, een vriendelijke jongeman die, zoals al snel bleek, zelf arts is. Dat op zichzelf was voor mij een primeur, want op deze uitjes zien wij wel lokale hoogwaardigheidsbekleders, maar heel zelden de lokale medicijnmannen. Hij sprak een moeizaam Engels, want hij had zijn medische studie voltooid in Oekraïne, en hoewel het onderwijs daar blijkbaar voor de buitenlandse studenten in het Engels wordt gegeven, is het duidelijk niet 'the King's English'.
Het was al gauw te merken dat zijn algemene kennis van de geneeskunde niet echt op internationaal peil stond; hij werkt in het grotere ziekenhuis van een naburige stad, bij een of andere opleiding waar ik geen hoogte van kreeg. Waar ik wel van schrok, was dat deze collega in het dorp een particuliere kliniek had geopend om wat bij te verdienen. In zijn voordeel moet ik zeggen dat hij hongerig was naar kennis, en alles wat ik te bieden had, gretig opzoog en zelfs aantekeningen maakte.
Dit verhaal duidt op de grote problemen met de geneeskunde op de Westelijke Jordaanoever, waar ik al eerder mee ben geconfronteerd. Ter vergelijking: In Israël arriveren nog steeds artsen die over de hele wereld hebben gestudeerd; zij moeten allen een nascholing ondergaan, ongeacht waar ze hun diploma behaalden, en een examen doen. Dit resulteert in een minimumpeil van kennis, zodat een arts die in Israël vergunning krijgt om te praktiseren een zeker niveau van vaardigheid bezit. In het Palestijnse gebied, waar veel studenten hun diploma zoeken aan universiteiten van het uiteengevallen Russische imperium (die niet allemaal van de beste kwaliteit zijn), bestaat zo'n examen niet, en de nascholing is bijna non-existent. Er zijn ook schandalen met medische diploma's van universiteiten waar helemaal geen medische faculteit is. Dat zijn dan wel extreme gevallen. De gevolgen laten zich raden.
Wij werkten enkele uren prettig samen, en na afloop vroeg mijn jonge collega: “Wanneer komt u weer?” Tja, dat streelt mijn ego, maar daar lossen we het probleem niet mee op.
Aan het eind van de dag, na de gebruikelijke maaltijd met onze dokters en de hele lokale staf van gastheren en verplegende krachten, maakten we een stop bij een villa buiten het dorp, waar door onze orthopeed een bezoek moest worden afgelegd bij een persoon die na een auto-ongeluk thuis lag te herstellen met een gecompliceerde verwonding en breuk van zijn knie. Het zag er indrukwekkend uit, met pinnen en draden – de orthopeed zei dat er prima werk was geleverd. Daarna gaf de fysiotherapeute ook nog enkele nuttige wenken, met voorbeelden hoe de patiënt verder moest oefenen.
Ik begreep al gauw dat het bezoek meer diende om de pr van onze coördinator, de onvolprezen Salah, te smeren dan dat er enige medische noodzaak was voor dit langdurige oponthoud. De zieke bleek een belangrijke knakker te zijn bij de Palestijnse Autoriteit. Het mooie aan het huis vond ik de opkamer, waar zo'n twaalf witgeverfde fauteuils stonden, met krullerig houtwerk en vergulde randjes. Die kamer was stampvol, zonder plaats voor iets anders. Het deed me erg denken aan een soortgelijke opkamer in Griekenland van een belangrijke generaal, waar ik in mijn jonge jaren eens op bezoek was.