Mijn contacten met de 'sociale' afdeling van de gemeente Ramat Hasharon, waar ik een tijd lang vrijwilliger was om patiënten met Alzheimer te begeleiden, of misschien beter bezig te houden, leidden er toe dat ik werd gevraagd op scholen te spreken over de Sjoa voor de leerlingen van de hogere klassen van de middelbare school. Het is duidelijk dat mensen met de nodige ervaring of beschikbaarheid om hun verhaal te vertellen aan het uitsterven zijn.
Kort geleden was mijn eerste optreden in deze nieuwe functie, op de school achter ons huis, waar twee van onze kinderen eens hun vorming kregen. Mijn ervaring als spreker over de Sjoa is gering – een jaar geleden hield ik een praatje in de klas van kleindochter Naomi, samen met Annelien, in een geslaagde combinatie die ik beschreef als het Sjoa-duo, want wij combineren aspecten van die tijd die elkaar prachtig aanvullen. Dit keer stond ik er alleen voor. Ik vond het niet zo makkelijk om de juiste toon te vinden tussen het overbrengen van de ellende van toen met van tijd tot tijd een lichtere toets om mijn gehoor niet te verliezen.
Volgens de lerares, mijn begeleidster van de gemeente en ook naar mijn eigen mening was het een succes. Goede vragen uit de klas, een zeer attent gehoor. De kinderen kwamen mij na afloop bedanken.
Er blijven genoeg vragen over. Hoe leg je uit hoe het echt was? Hoe vertel je waar je persoonlijk geraakt en geschaad bent? Je moet soms meer bloot leggen dan je lief is. Ik weet het ook niet echt – ik doe maar wat.
Hoeveel eigen emoties zijn op hun plaats? Mijn vriend Duki Gelber, die op het eind van zijn leven verschillende malen per week 'getuigenis' aflegde, zoals dat bij Yad Vashem heet, vertelde mij dat hij in het begin veel moeite had met het wegschuiven van emoties, met het vermijden van een door tranen verstikte stem. Ik weet niet of dat zo erg is, om jezelf mee te brengen.
Moeilijk is het wel, vind ik, maar toch ook nuttig.
Nu ben ik al gevraagd om iets te zeggen op de officiële ceremonie van Jom Hasjoa van de gemeente Ramat Hasharon. En twee klassen staan in de rij. Dit lijkt dus een nieuwe carrière te worden, ditmaal met Annelien erbij om een positieve noot te laten horen.
Zelfde onderwerp, ander aspect van de zaak: de Namenwand. Juist was ik bezig de laatste hand te leggen aan het eerste deel van deze column over mijn optreden als Sjoa-overlevende, toen er weer een e-mail binnen kwam over de Namenwand op de Weesperstraat. Hoe ze aan mijn naam komen, zo ver weg, is niet helemaal duidelijk.
Ik heb er al vaker moeite mee gehad mijn houding te bepalen tegenover dit monument. En ik weet nauwelijks te beginnen hoe dit uit te leggen voor mezelf en voor anderen. Een deel van de Sjoa-overlevenden besloot na de oorlog Nederland te verlaten, veel Joden dachten aan Amerika, maar ook Palestina, of later Israël, was een belangrijke optie. Een emotionele verbinding met Nederland bleef bij de meesten bestaan, tegelijkertijd gepaard aan een zekere mate van verwijdering. Zo vind ik het bij voorbeeld persoonlijk niet juist om mij op afstand te mengen in de Nederlandse verkiezingen, nu we eenmaal hebben besloten onze toekomst elders te zoeken en daar een nieuw leven op te bouwen.
De emoties rond de Namenwand, voor en tegen, zie ik als een Nederlands probleem, hoewel er daar veel namen van mijn vermoorde familieleden zullen verschijnen. En ook heb ik twijfels of ik hierover mijn mening kan of mag geven. Daarbij komt dat ik dit grote monument, zoals het nu er uit ziet op de plannen, in een ruime en vrije omgeving zou willen zien, en niet ingeperst tussen bestaande bebouwing.
Volgens mij is emigratie of alija een daad van afscheid, van doorsnijden van banden, en dat leidt tot bescheidenheid en zich onthouden van inmenging in de voortgang en de besluitvorming van het oude land.