Op de laatste mooie zaterdag van dit jaar, waarin we langer dan ooit moeten wachten op de regens, nam mijn echtgenote Annelien mij mee op een georganiseerde tocht naar de Palestijnen in de Jordaanvallei, op het meest noordelijke deel van de Westelijke Jordaanoever, in een miniem dorpje van zes families met de naam Umm Zuqa. Ik hoor veel over deze streek want Annelien gaat er geregeld heen met MachsomWatch, om te constateren hoe de tenten van de lokale bedoeïenen of Arabieren zijn neergehaald door het leger, of hun zonnepanelen – geschonken door de Europese Unie of door Nederland – weer eens zijn vernield of gewoon weggesleept. Hoe deze mensen, allen herders met grote kudden schapen en geiten, het daar uithouden, tussen hamer en aanbeeld van settlers en het leger, is bewonderenswaardig en op de grens van onbegrijpelijk. Hun leven, toch al op een laag pitje door de harde klimatologische omstandigheden, wordt verder bemoeilijkt door een bijna chronisch gebrek aan water. Hun bronnen worden dichtgegooid met stenen en kadavers van dieren. En waarom dit alles? Ze moeten gewoon opdonderen, vinden de autoriteiten.
De WHO stelt dat een gemiddeld mens minimaal tussen de vijftig en honderd liter water nodig heeft per dag, voor drinken, wassen en huiselijke behoeften. Joodse stedelingen in Israël krijgen meer dan 450 liter toegewezen tegen redelijke betaling en de settlers, buren van deze Palestijnen in dezelfde warme omgeving krijgen ook zoiets, om nog maar te zwijgen over hun allocatie voor landbouw. De Palestijnen moeten uitkomen met – raad eens! – minder dan twintig liter per persoon en aangezien ze niet op het waternet zijn aangesloten (want ze bestaan eigenlijk niet!), moeten ze hun water voor woekerprijzen kopen en laten aanvoeren (vaak van dezelfde settlers die het voor een prikje toegewezen krijgen en dan voor grof geld doorverkopen, niet verder vertellen!).
Wat ik mij niet had gerealiseerd, was dat deze leerdag van Ta’ayush, een Joods-Arabische samenwerking voor coöperatie tussen Joden en Arabieren (het woord Ta’ayush betekent coöperatie of samenleving), speciaal was bedoeld voor actieve leden van Ta'ayush, die deze herders begeleiden met hun kudden naar mogelijke weidegronden, in de hoop dat de aanwezigheid van Joodse Israëli's, met videocamera's, de agressie van de settlers en de soldaten, die bijna onveranderlijk de luimen van de settlers steunen, in wat rustiger kanalen kan leiden. Ik kreeg daardoor een zee aan informatie over me heen, en leerde zo over gronden van de staat, vuurzones van het leger, beschermde natuurreservaten, toegewezen gebieden (wat dat dan moge betekenen) en nog meer, waar kudden al of niet mogen grazen (meestal niet). Niets is aangegeven, dat moet je precies weten of je moet zeer gedetailleerde kaarten bezitten. En de autoriteiten weten het ook niet echt. De makkelijkste oplossing is te zeggen dat grazen hier verboden is. Dat is het standaard antwoord. En dan is er natuurlijk die oude stand-by: Closed Military Area, geliefd bij alle militaire commandanten, die te pas en te onpas kan worden uitgeroepen om ongewenste demonstranten en herders de toegang te ontzeggen.
De volgende les behandelt wat een soldaat wel of niet mag, net als een politieman. En dan een kort hoofdstukje wat een Palestijn mag: niets!
Zoals bijna onvermijdelijk bij dit soort uitjes boden de lokale Arabieren ons een eenvoudige en smakelijke lunch aan. Toen er na afloop onder gasten geld werd ingezameld voor het eten, werd onze gastheer echt kwaad. Tenslotte mochten we geld geven voor de dieren van het dorp, want alles is hier kurkdroog in afwachting van de regen, en het voer moet worden gekocht van geld dat er nauwelijks is. Een elegant compromis.
De volgende besprekingen in de groep gingen over de gevoelens, frustraties en de woede van de begeleiders wanneer de kuddes door de settlers naar alle kanten uiteengedreven zijn – zoek ze maar weer bij elkaar, voor zover de dieren niet zijn gestolen, of van schrik in het ravijn zijn gestort. Het leger staat er in het beste geval als toekijker bij te lachen, en vaak laten de soldaten zich de les lezen door de settlers en doen ze flink mee. Hoe verwerk je al die frustraties?
Toen ik discreet achter een van de tenten een plasje ging doen, trof ik een twee-dagen-oud geitje aan dat door de tralies van zijn stal de wijde wereld in was gelopen. We brachten hem gauw terug bij zijn moeder.
Ten slotte was er nog een lezing over wat de vrijwilligers wel en niet mogen filmen en fotograferen. Dat is ook een hele wetenschap. Het leger is hier een heilige koe.
Toch wil ik ook een positief geluid laten horen: verschillende dochters van deze Palestijnse boeren, uit dit dorp en andere gehuchten in de omgeving, werkten zich op uit deze hoogst armetierige omstandigheden en studeren nu aan Israëlische en Palestijnse universiteiten. Dat is mogelijk gemaakt met studiebeurzen die zijn ingezameld op particulier initiatief van een actieve dame onder de beschermende arm van MachsomWatch. Een semester kost omstreeks de duizend euro. Een mooi initiatief. Wie hieraan mee wil werken, neme graag contact met mij op via Crescas, of direct met Annelien of mij.