We kennen allemaal de ritmes van ons dagelijkse leven, het slaap/waakritme dat bepaald wordt door dag en nacht. We gaan al lang niet meer zoals onze voorvaderen met de kippen op stok. We verstoren de gebruikelijke nachtrust al sinds generaties met elektrisch licht en nachtdiensten, om niet te spreken van onze reislust en de bekende jetlag. Die kennis is samengevat in de chronobiologie.
Maar er zijn ook andere ritmes bij ons ingebouwd, die we niet altijd respecteren, omdat ze minder bekend zijn. Een daarvan heeft te maken met onze spijsvertering. Het werd al jaren geleden ingezien dat als men – bij gelijke totale calorische waarde van de maaltijden overdag – het meeste voedsel tot zich neemt in de ochtend, wat minder tussen de middag en de dag besluit met een lichte avondmaaltijd, dat zo'n gewoonte veel minder leidt tot vetzucht en suikerziekte dan precies het omgekeerde, waarbij het zwaartepunt van de voedselopname in de avond ligt. Dit geldt ook bijvoorbeeld voor schoolkinderen, die beter opletten en mooiere resultaten boeken na een rustig en flink ontbijt, dus de voeding aan het begin van de dag is het belangrijkste.
Maar waarom is dat zo? Wat is er zo verkeerd aan onze avondmaaltijd? In een wetenschappelijk onderzoek werd getest waarom een laat diner, zeg om tien uur 's avonds, fysiologisch minder gewenst is dan hetzelfde diner vroeger op de avond, zeg om zes uur. Dit ging over jonge, gezonde proefpersonen. Het bleek dat als de spijsvertering samenvalt met de algemene vertraging van onze lichaamsprocessen binnen de slaap, suiker, koolhydraten en vetten in onze bloedstroom dan pas later en bij hogere waarden worden verwerkt. Dit kan duidelijk tot vetzucht leiden, en bij overige geschikte genetische voorwaarden ook zelfs tot suikerziekte. De late eters maken de zaken dan meestal nog erger, doordat ze 's ochtends geen trek hebben om behoorlijk te ontbijten – en zo is de vicieuze cirkel gesloten. Die resultaten zijn vele malen bevestigd. Een degelijk Amerikaans onderzoek volgde personen met deze verkeerde levensstijl en vond dat zij 21 procent meer kans hadden op suikerziekte dan de controlegroep die wel goed ontbeet. Andere onderzoeken gaven nog ernstiger resultaten.
Personen met suikerziekte merken voordelen van het ritme om vroeger op de dag het merendeel van de calorieën te eten, door betere bloedsuikerwaarden over de hele verdere dag, met alle voordelen van dien. Al deze onderzoeken gaan uit van gelijk voedsel, waarbij alleen de verdeling over de dag verschilt tussen ochtend-eters en avond-eters. Dit nogal nieuwe vak heet chrononutrition. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de samenstelling van het voedsel, in percentages eiwitten, koolhydraten en vetten, die ook meespelen in dit krachtenspel. Of over de volgorde waarin groente, vlees en koolhydraten bij de maaltijd worden genuttigd, maar dat voert wat ver.
Dus het gaat niet alleen om wat je eet, maar niet minder om wannéér je eet.
Laat ik besluiten met vermelding van de naam van een onderzoeker op dit gebied, Deanne Minich.