Nee, dit worden geen memoires, maar het betreft de optekening van een fragment uit mijn verleden, waaraan ik veel slapeloze nachten heb overgehouden.
Dezer dagen halen enkele hoofdspelers in de Nederlandse gemeenschap in Israël, Itamar Engelsman en Barend Elburg, oude koeien uit de sloot aangaande beschuldigingen van financiële onregelmatigheden met publieke Marorgelden, beschuldigingen die al jaren rondwaren en mogelijk over gigantische verduisteringsbedragen gaan.
Het is juist dat deze zaken nooit afdoende zijn bewezen, en de ideale gelegenheid om weer eens te melden dat er niets aan de hand is, vormt de zeer recente uitspraak van de Israëlische arrondissementsrechtbank, na onderzoek ingezet door de Rasham Ha'amoetot*, dat allerlei aantijgingen geuit door boze tongen zojuist weer ongegrond zijn bevonden. Dit opent oude wonden. Ik heb in die zaak geen enkel bewijsmateriaal aan te voeren, maar wel persoonlijke inzichten en ervaringen inzake onregelmatigheden, op wat bescheidener schaal, bij de uitvoering van hun functies door publieke personen.
Bij het beschrijven van deze gebeurtenissen heb ik geen beschikking over harde gegevens, geen notulen geconsulteerd, geen data gecontroleerd. Dit is een kort verslag van mijn persoonlijke belevenissen, ruim tien jaar geleden, als secretaris van Platform, het overkoepelend orgaan van organisaties van ex-Nederlanders in Israël, dat zich bezig hield met de verdeling van die Marorgelden. Het is een kleine indicator voor mogelijk veel wijder verspreide onregelmatigheden.
Ik geloof dat ik die functie van secretaris op passende manier vervulde, tot volle tevredenheid van mijn medebestuurders, waarbij vooral het notuleren van de vergaderingen een belangrijke rol speelde. Verder gebeurde er niet veel van belang, want de actuele verdeling van gelden was in handen van de Stichting Collectieve Marorgelden Israël (SCMI). Tot beter begrip van de kwestie moet ik hier vermelden dat de secretaris voor dit werk een mobiele telefoon van de zaak tot zijn beschikking kreeg. Zo precies als ik ben, gebruikte ik die uitsluitend voor 'zakelijke' doeleinden, en ik sprak voor niet meer dan veertig sjekel per maand.
In het kader van mijn functie, op het kantoor van Platform, zocht ik iets; ik heb geen idee meer wat. In een laatje vond ik enkele telefoonrekeningen, allemaal van Platform, waaronder mijn nummer, met onkosten van bijna duizend sjekel per maand op mijn zakelijke telefoon. En nog een paar andere nummers die ik niet herkende, met even grote maandelijkse bedragen. Toen ik daarover mijn verbazing uitte tegen de penningmeester, zei hij niet te weten waar ik het over had, en dat hij de zaak zou uitzoeken. Er gebeurde verder eigenlijk niets, want niemand houdt van klokkenluiders. Om mijn eis tot verder onderzoek kracht bij te zetten, meldde ik aan het bestuur van Platform dat ik mijzelf schorste uit mijn secretariële functie tot deze zaak was opgehelderd.
Als reactie op mijn schorsing meende de toenmalige voorzitter dat het moment was gekomen om mij te verbieden voet te zetten in het kantoor van Platform. Ik zou misschien nog een ander laatje openmaken! Beledigend of niet?
Al vrij gauw kwam de penningmeester met de mededeling dat er een 'vergissing' was gemaakt, en dat de abonnementen werden opgezegd en dat de telefoons allemaal bij Pelephone waren ingeleverd, inclusief die van mij. Ik nam dit alles, naïef, voor zoete koek aan. In mijn onschuld meende ik dat daarmee de kous af was, en ik beëindigde mijn zelfopgelegde schorsing. Maar zo eenvoudig ging dat niet. Toen ik voor de eerstvolgende vergadering verscheen, werd mij gezegd dat daarover ter plaatse zou worden vergaderd, en dat ik buiten moest wachten.
Voor de duidelijkheid leg ik hierbij uit dat verschillende van de spelers die vaak worden genoemd bij de vermoede onregelmatigheden in het toenmalige bestuur zaten, en het zal niemand verbazen dat ik niet terug werd genomen in mijn functie, ondanks protest van een kleine minderheid. Ik laat even terzijde wat dat voor mij persoonlijk betekende. Het was duidelijk dat mijn onschuldige aanwezigheid alleen werd getolereerd zolang ik niet de deksels oplichtte van de pannen op het vuur, of misschien wel de deksel van de beerput.
Ik had toen geen idee dat mijn bevindingen van de opgeblazen telefoonrekeningen mogelijk een onderdeel vormden van veel grotere misstanden, en ik heb daar persoonlijk, als eerder gezegd, verder geen enkele bewijzen voor.
Sommige ondertekenaars van de berichten die nu circuleren, zijn dezelfde bestuurders van toen, die hun tegenstanders aanspreken op lasterlijke beweringen en feestvieren met de uitspraak van de arrondissementsrechtbank, volgens welke niets is gevonden. Dat zal niet iedereen verbazen, want de verdenkingen zijn juist gerezen binnen de raakvlakken van de Nederlandse (onder andere de Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid) en de Israëlische (Platform, SCMI) beheerders van de Marorgelden. De Israëlische arrondissementsrechtbank had de opdracht om binnen Platform te zoeken, onder de straatlantaarn, en daarbinnen zal het meeste wel kloppen.
Het is waarschijnlijk dat deze zaak, na deze korte opleving, verder zal blijven rusten.
* een onderafdeling van het Israëlische ministerie van Justitie die over de registratie van ngo’s gaat.