Het is geen groot nieuws dat de conflicten in onze wereld ook op taalgebied worden uitgevochten. De directe berichtgeving gedurende die conflicten en de onmiddellijke geschiedschrijving na schermutselingen en oorlogen staan vol van voorbeelden. Het is best mogelijk dat de ene partij zich wat menselijker opstelt dan de andere – in de praktijk zal dat elkaar niet zo veel ontlopen.
Niet alleen bij echte oorlogen, ook bij binnenlandse tegenstellingen is taalgebruik tekenend voor een geesteshouding. Hoe worden minderheden gezien, immigranten en vluchtelingen (hoe zichtbaarder, hoe sterker gekleurd de gebruikte taal wordt).
De antithese 'terroristen' en 'vrijheidsstrijders' is een overbekend voorbeeld – hetzelfde soort vuile werk! De vijanden zijn fundamentalisten, fanatici en zeloten. Zij vertegenwoordigen het 'Evil Empire' of 'The Axis of Evil'. Onze strijdkrachten werken met de grootste terughoudendheid, onze bombardementen zijn precies, met minimale collaterale schade en verlies van onschuldige levens. Wij gebruiken alleen maar 'smart bombs' en we voeren 'surgical strikes' uit. De vijand daarentegen is nietsontziend en zaait onrust en verderf onder de onschuldige burgerbevolking. Met opzet! En dat wordt liefst verlucht met fotografisch materiaal van de grimmige wreedheid. Als er van onze kant iets misgaat, worden er meteen verzachtende omstandigheden ingeroepen (het weer, het slachtoffer leek op het beoogde doelwit).
Zowel in de VS als in Israël wordt de term 'nationale veiligheid' ingezet als een toverwoord om democratische rechten te beperken en zelfs om uitgesproken onrecht te rechtvaardigen.
Duistere aantijgingen over 'onrustbarende stijging in de criminaliteit' die toegeschreven kan worden aan vluchtelingen en migranten. Zelfs de maat van een kopje in de krant over vermeende wandaden van minderheden kan al iets betekenen: groter dan normaal schreeuwt het uit: 'die matigen zich ook wat aan'. De diepere betekenis van het woordje 'maar' blijft ook niet lang verborgen: Ik heb niets tegen moslims, maar ... (ik wil ze liever niet als buren zien, of als vrijer van mijn dochter, of noem maar op). Je kunt de immigranten verdacht maken door ze onzuivere motieven toe te schrijven als 'economische vluchtelingen' (minder chique dan politieke vluchtelingen) of ze gewoon 'illegale vreemdelingen' noemen. Ook de mate van immigratie kan beschreven worden als een 'stroom' of een 'vloedgolf' om zo de burger angst aan te jagen.
Bij conflicten over abortus dienen de tegenstanders zich aan met mooie, algemene en bijna steriele terminologie zoals 'Pro Life', terwijl de voorstanders 'Pro Choice' gebruiken.
Een aardig voorbeeld van het neerbuigend kijken naar 'de ander' gaf NRC Handelsblad op 7/11/90: "In Europa .. spreekt men van volken; als men het over Afrika heeft gebruikt men het woord stammen. Daarmee is weer bevestigd hoe primitief Afrika is."
Idiologisch-politieke conflicten benutten hun eigen jargon; in Israël gaat het hard tussen politiek links en rechts. Rechts noemt de linksen, in letterlijke vertaling 'mooi van ziel' (daar zit niets positiefs bij – bedoeld is humanistische onnozelheid van het ergste soort), terwijl links de rechterkant ziet als 'fascistoïde'.
Het beschrijven en denigreren van de tegenpartij kan ook gebeuren met behulp van zinswendingen, gebaren, intonatie en ironie. Alle middelen zijn geoorloofd.
Jullie kunnen deze voorbeelden zelf met gemak uitbreiden. De bedoeling is dat als we dit alles vaak genoeg horen van onze eigen kant, we het ook echt gaan geloven. Wij moeten liefst onze kritische faculteiten uitschakelen. Dat wordt ons mede makkelijk gemaakt doordat de berichtgeving in tijden van oorlog en conflict totaal beheerst wordt door de kant waar wij ons bevinden.
En als sommigen van ons zich dan toch inzetten om onafhankelijk te blijven denken en twijfelen aan de gekozen koers, dan komt er opeens een zin van Jon Mooallem langs, die ons de moed geeft om verder te gaan; hij wijst erop dat er nog altijd goede mensen zijn: "… achingly imperfect people working to achieve something more moral than they are."