Israël had de eer in de afgelopen periode door twee Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken te worden bezocht. De eerste was de voormalige minister van Buitelandse Zaken, Uri Rosenthal, die was uitgenodigd om in Israël de bekende Cleveringa-lezing te houden op 26 november. Dit was het derde jaar dat deze herdenking plaatsvond. De spreker stelde mij teleur. Hij gaf met al zijn kwalificaties een droog overzicht van de situatie in het Midden-Oosten en de wereld, die elke gemiddelde krantenlezer makkelijk zelf kan distilleren in zijn eigen fauteuil. Zelfs zijn prognose, het kan vriezen en het kan dooien, kon ik ook nog bedenken. Ik zou op zo'n avond ter ere van professor Cleveringa verwachten dat een zekere ethische stellingname, betrokkenheid - zoals opkomen tegen onrecht, juist de opstandige geest van Cleveringa op waardige wijze geëerd zou hebben. Dat ontbrak ten ene male.
Enkele dagen later was de beurt aan de huidige minister van Buitenlandse Zaken, Frans Timmermans, hier op een dienstreis samen met de heer Rutte. Timmermans vond tijd om een gezelschap van geïnteresseerden toe te spreken over de dynamiek tussen de EU en Israël.
Hij begon zijn lezing met een persoonlijke noot door uit te leggen hoe zijn contacten met het jodendom en zijn belangstelling voor Israël tot stand zijn gekomen. En juist deze spreker, die misschien wel op zijn diplomatieke tellen moet passen, leek vrijuit te spreken over het zich moeizaam voortslepende geschil tussen Palestijnen en Israëli's, en verborg daarover niet voortdurend zijn eigen mening. Aan beide kanten ontbreekt vaak de moed om pijnlijke knopen door te hakken. De mogelijkheden van de EU en Nederland om dit proces voort te stuwen zijn beperkt, maar de wens om te helpen was duidelijk aan alle toehoorders. Een sympathieke lezing die daarenboven mooi in mijn politieke straatje paste.
Hadden we Timmermans maar gehad voor de Cleveringa-lezing. Ik ben bang dat hij niet verbonden is aan de juiste Universiteit (Leiden).
Mijn nieuwste leuze:
“Het Joodse Volk, dat eigenlijk het Licht der Naties had moeten zijn,
begint steeds meer te lijken op het achterlicht van een tank.”