Zo langzamerhand weet bijna iedereen wat Stolpersteine zijn. Voor de oningewijden: het zijn koperen plaatjes van 10x10 centimeter, geplaatst in de stoep voor woonhuizen waar in de Tweede Wereldoorlog Joden, Roma, Sinti, homoseksuelen en andere ongewenste elementen door de nazi’s zijn weggevoerd naar de vernietiging. Op de plaatjes zijn de naam, geboortedatum en plaats en datum van moord door de nazi's gegraveerd. Het project van deze ‘struikelstenen’ is begonnen door een Duitse kunstenaar, Gunter Demnig (geboren in 1947 in Berlijn), om de vele slachtoffers van de Sjoa te herdenken op de plaatsen waar ze zijn weggerukt uit hun dagelijkse leven, woning of werk. Tot medio 2016 zijn er ruim 57.000 geplaatst in twintig Europese landen. Dit gebeurde meestal door de kunstenaar Demnig zelf, maar nu het al te veel werd, mede door vrienden van de kunstenaar. Deze wijze van herdenken is dus niet meer weg te denken uit het Europese stadsbeeld; elke bezoeker van willekeurige Europese landen zal Stolpersteine op zijn weg vinden.
Toch had ik altijd een lichte weerzin tegen deze manier van herdenken. De bedoelingen en de overwegingen van de ontwerper, Demnig, waren ongetwijfeld zuiver, en het succes van zijn ideeën spreekt voor zichzelf. Mijn sluimerende onlust werd aangewakkerd toen ik in het blad Mizcar, een uitgave van het Centrum van Organisaties van Sjoa Overlevenden in Israël (een associatie van de meest uiteenlopende verenigingen en ‘Landsmannschaften’), een zeer kritisch artikel las over dit onderwerp. Dat de voorbijgangers geen acht slaan op de plaatjes, op straat spugen, dat de honden er op piesen en poepen. Daar komt nog bij dat het plaatsen van de plaatjes niet goedkoop is, en het idee dat iemand verdient aan de ellende van anderen, hinderde mij ook. Ik moest meteen denken aan de ‘Schaduwkade’ aan de Nieuwe Keizersgracht in Amsterdam. Ook daar zijn herdenkingsplaatjes aangebracht, op straat, maar aan de rand van de gracht, tegenover de huizen waar ooit voornamelijk Joden woonden. Niemand loopt daar over heen, ook daar moet je je bukken om te lezen wat er staat. Het is meer mechoebad (stijlvol). In heel Europa wordt het feit dat een belangrijk kunstenaar, wetenschapper, dichter in een bepaald huis werkzaam was, gememoreerd met een korte tekst op ooghoogte aan de gevel van dat huis, níet op de stoep.
Als ik voor mijn vermoorde familieleden ooit iets in die richting zou doen, zou ik ook denken aan een plaatje op ooghoogte aan de gevel van de huizen waar ze woonden tot ze ruw werden weggerukt naar de verdoemenis. Zowel voor een Stolperstein als voor een dergelijk plaatje moet je toestemming krijgen van de huidige bewoner van dat huis, dus dat maakt niet uit voor de voorbereiding van zo’n daad van herdenking.
Ik ga er van uit dat plaatsing van dit kritische artikel door Sjoa-overlevenden een teken is dat ook het Centrum van Organisaties van Sjoa Overlevenden in Israël bedenkingen heeft bij deze Stolpersteine. Jammer genoeg had het genoemde artikel uit Mizcar een eigentijdse politieke teneur, met beschuldigingen van “anti-Israëlische” trekken van sommige voormannen van dit soort herdenking op straat, die de discussie waar het míj om gaat, vertroebelt. Die overwegingen haal ik hier dus verder niet aan.
Uiteindelijk staat het een ieder vrij zijn eigen manier van herdenken te realiseren.