Het is niet aangenaam om in mijn columns zoveel wantoestanden te moeten beschrijven. Al met al hebben we het hier in Israël goed, met familie en vrienden. Maar dat is óns kleine wereldje. En als je oogkleppen opzet – en dat doen de meeste Israëli's – dan is er verder ook niets aan de hand om je druk over te maken.
Neem alleen de voortdurende bezetting van de Palestijnen. De brute manier waarop jonge soldaten leren om te gaan met deze bevolking vindt later zijn weerslag in de omgangsvormen in onze maatschappij. Kijk maar eens naar ons gedrag in het verkeer.
Wij, mijn echtgenote en ik, zijn nu eenmaal al zestig jaar betrokken bij de vredesbeweging. We zijn bezorgd wat voor soort wereld wij achterlaten aan onze kleinkinderen. Niet dat ik geloof dat onze protesten en demonstraties veel uitmaken. Ik wil te zijner tijd een antwoord proberen te geven als mijn nakomelingen vragen: waar was je toen? Ik heb niet gezwegen, maar ik ben ook niet languit op de hoofdweg gaan liggen; we doen alles rustig en bescheiden, binnen de wet, en hebben nooit een fascist naar het leven gestaan. Wel worden we vervloekt en bespogen bij demonstraties, wij “bevuilen ons eigen nest”, en zijn “verraders”, om nog maar te zwijgen van destijds: “hoeren van Arafat”. Niet prettig.
Ik was zelfs een beetje gegeneerd toen er bij onze laatste verkiezingen stickers werden verspreid met de tekst: “Leugenaar, en zoon van een leugenaar”. Wie niet weet wie daarmee werd bedoeld, hoeft niet verder te lezen. Ik wilde de sticker pertinent niet op mijn auto hebben. Dat heet hier: 'tat-rama' ofwel onder de rode lijn.
Zaterdagavond 7 januari was er een grote demonstratie tegen de plannen on het justitiële stelsel alhier te ontkrachten. Er waren duizenden demonstranten. Bij een tweede demonstratie, een week later, was de opkomst nog veel groter. De tegenpartij lacht de protesten weg met het argument dat zij bij de verkiezingen twee miljoen stemmen kreeg!
Ik neig er naar om mijn meer politieke column in te korten, mede omdat ik mijn bescheiden werkzaamheden over de Groene Lijn heb opgegeven, want ik ben bang dat mijn medische kennis niet meer up-to-date is. En de demonstraties laat ik aan jongeren over. Mijn laatste column had ik oorspronkelijk geschreven voor de ouderen onder ons, zoals bijvoorbeeld de bewoners van het Nederlandse verzorgingshuis Beth Juliana. Daar zit geen politiek bij. Ik ben een beetje moe van mezelf, hoewel ik rechtstreeks op mijn e-mail adres en via Crescas altijd kon rekenen op veel instemming, en dat gaf weer moed.
Nederland is ook zo ver weg. Wat doet het er toe of een paar procent van de bevolking bij jullie weet wat de koers hier is? Onze regering luistert niet naar goede raad.
Jongeren hier spreken zonder enige verlegenheid over weggaan, en dat doet pijn; daarvoor ben ik zestig jaar geleden niet uit vrije wil naar dit land gekomen.