Alles is politiek in dit land, en hoewel ik de vredesbeweging tot mijn hoofdonderwerp heb gemaakt en probeer de zaken min of meer uit elkaar te houden, is dit nu wel totaal verstrengeld.
De demonstratie tegen alle antidemocratische wetsontwerpen en maatregelen die gepland zijn om het zinkende schip van Bibi Netanjahoe drijvende te houden, werd op zaterdagavond gehouden. Waarschijnlijk het meest zorgelijke plan is om de Hoge Raad te ‘castreren’, in die zin dat de politieke besluiten van de Knesset zullen gaan prevaleren boven de juridische overwegingen en beslissingen van de rechters. Een watchdog minder.
De oppositiepartijen, samen met de vredesbewegingen, hadden deze activiteit georganiseerd, en er was nogal wat gedoe of de Arabische politieke partijen zouden worden uitgenodigd. Dit ligt natuurlijk buitengewoon gevoelig.
Al op weg naar Tel Aviv waren de voornaamste invalswegen geblokkeerd en we moesten nogal omrijden om de stad binnen te komen. Daar was het een en al opstopping zonder parkeerruimte. Hoe dichter we bij het museum kwamen, hoe voller de straten waren met auto's die niet verder konden en vele voetgangers. Het museumplein en omliggende straten waren toen al overvol, en verdere voortgang was onmogelijk gemaakt met politiehekken.
We konden het podium met sprekers zelfs niet zien. De organisatoren hadden voor het museumplein gekozen, omdat het Rabinplein zoveel groter is en als dat niet goed vol loopt, ziet het er zo droevig uit op de televisie. Dat viel dus erg mee. Niemand waagde zich aan een schatting van de opkomst – er werd gesproken over vele duizenden tot enkele tienduizenden belangstellenden, tot aan honderdduizend, dus een welbezochte samenkomst, waar we ons niet voor hoeven te schamen.
Een van de aardige details bij deze massale demonstratie was dat er mooie rode fezzen werden uitgedeeld onder het motto: “Dit land wordt niet als het Turkije van Erdogan!” Mooi kleurig.
Ondanks dit succes twijfel ik er niet aan dat het Netanjahoe, die slimme en misdadige vos, zal lukken ons allen het zwijgen op te leggen, echter niet zonder dat wij, de kleine minderheid, onze stem moesten laten horen voor het te laat is. Ik weet dat het nutteloos is wat ik doe, maar niet zinloos.
Gelukkig zag ik dit keer geen Palestijnse vlaggen. Weliswaar heeft het probleem van de bezetting duidelijk met de problemen van Israël te maken, maar níet in eerste instantie. Dit gaat over een interne zaak: hoe we Israël zien als democratisch land, waar we de resten van de democratie proberen te beschermen. Die democratie kalft zienderogen af. Er moeten meer Israëlische vlaggen wapperen bij deze gelegenheden – wij zijn niet minder patriottistisch dan de fascistische meerderheid, die zich de nationale vlag heeft toegeëigend. De Palestijnse vlaggen leiden af van het werkelijke probleem en zullen zeker worden aangegrepen door de antidemocratische elementen om te zeggen: zie je wel, verraders – en de werkelijke boodschap naast zich neer te leggen. De organisatoren wisten dit vlagvertoon tot een minimum te beperken.
Ongevraagd merkten Nederlandse vrienden op of hier vergelijkingen mogen worden gemaakt met de ervaringen en de morele eisen die in mei 1940 en de tijd daarna werden gesteld aan de niet-Joodse Nederlanders.
Nog niet echt, maar we stevenen wel af op een vergelijking. Ik huiver bij de gedachte.