Deze zaterdag was een nogal bijzondere medische dag met de mobiele kliniek van PHR (Physicians for Human Rights). Het gewone patroon is al zo bekend bij mijn trouwe lezers, dat ik er niet meer over schrijf, om jullie niet te vervelen.
Deze keer ging de reis naar de Bedoeïenen in het meest noordelijke bezette deel van de Jordaanvallei, dat grenst aan Beit She’an. Dat is een eind rijden vanuit het centrum van het land en daarom gingen we 's ochtends vroeger weg dan gewoonlijk. Ik was ooit eerder in die buurt geweest, met mijn vrouw Annelien. Zij helpt met haar organisatie MachsomWatch de ergste noden te lenigen door warme kleren en hoognodig ander materiaal te verstrekken. Ik heb toen ook gerapporteerd over de onmogelijke toestand daar.
Deze Bedoeïenen, van de stam Al-Farisi, zitten al vele generaties in deze streken, maar zijn de autoriteiten een doorn in het oog (om geen andere onwelvoeglijke uitdrukkingen over doornen elders te gebruiken). Zij wonen zoals gebruikelijk in tentenkampen en leven van karige landbouw en karige veeteelt. Er zijn nogal wat kleine clusters van tenten in die streek. Elk Bedoeïenenkamp heeft bij de ingang een duidelijk bord met als opschrift: 'Verboden toegang. Levensgevaar. Militair oefenterrein'. Dat arme leger, dat nergens anders plaats heeft om te oefenen met echte granaten dan precies hier! Niet weinig Bedoeïenenkinderen raken gewond door achteloos achtergelaten levende granaten.
De tenten van de Bedoeïenen zijn al vele malen neergehaald door het leger. En de plaatsvervangende tenten van het Rode Kruis of andere hulporganisaties worden op hun beurt in beslag genomen, in weer of geen weer. Ook de schuren voor de dieren - schapen, geiten, kippen, een enkele koe - worden omgebulldozerd en de kale beplanting wordt door het leger degelijk omgeploegd. De bronnen zijn volgegooid met zand en stenen. Bitter detail: water moeten de Bedoeïenen zelf kopen en van verre aanvoeren, terwijl de dikke pijp van Mekorot, de Israëlische waterleiding, voor hun tenten langs loopt, maar daar moeten ze via een dijkje overheen rijden en er vooral niet van gebruiken! Dit is 'holy water' alleen bestemd voor de settlers ernaast. Scholen mogen niet worden gebouwd en de weinige gelukkige schoolkinderen moeten ver weg getransporteerd worden, als ze al niet veelvuldig teruggestuurd worden bij de controleposten. Van regelmatig artsenbezoek is helemaal geen sprake en de medische verzorging bleek dan ook beneden elk peil.
De Bedoeïenen hebben iets heel emotioneels lopen met hun land, en ondanks de onvoorstelbare pesterijen blijven ze hardnekkig op hun land zitten, in diepe armoede, in de forse koude van nu en zonder schaduw in de zomer, tot de volgende vernielende actie van het leger onder het motto 'opdonderen'. En dan begint alles weer overnieuw.
Zo reden we op een gure, grauwe dag naar het noorden. Zoals gebruikelijk werden we verwelkomd door allerlei hoogwaardigheidsbekleders. De sprekers klaagden allemaal over de zinloze vernielingen en de bijna onmogelijkheid om een beetje redelijk de kost te verdienen onder deze omstandigheden. Bij het eerste kampje heerste totale wanorde, want er is daar niets waar wij kunnen werken. Tot er oplossingen waren gevonden voor onze kliniek ter plaatse, stonden we buiten te kleumen. Uiteindelijk kregen we met vier artsen ieder een hoekje van een vrij grote Bedoeïenentent, en nog een arts ergens anders. Er waren alleen stoelen, geen tafels, om over onderzoekbedden al helemaal niet te spreken. Daarna gingen we naar een tweede kampement, waar de wanorde zich herhaalde, omdat ook daar niets is waar een polikliniek gehouden kan worden. Van tijd tot tijd regende het en 's middags kwam er zelfs een flinke stortbui naar beneden, die ons gelukkig net onder een afdakje aantrof. Onze patiënten bevestigden de grote moeilijkheden van hun leven ter plaatse, maar hun wil om daar te blijven is evident.
Door het tijdverlies moesten we nog twee kampementen overslaan. Zoals altijd bij dit soort medische tochten staan onze gastheren er op, ons na het medische werk een maaltijd aan te bieden. Dit is een teken van de befaamde Arabische gastvrijheid en zij weigeren hier van af te zien; dat is hun eer te na. Wij, de artsen, hebben al vaak geprobeerd deze fase over te slaan, maar geen schijn van kans. Echte Bedoeïenen serveren aan geëerde gasten schapenvlees, rijst en een soort slappe yoghurt. Dit alles wordt gezamenlijk met de vingers gegeten uit grote schalen. Toen sommige van de gasten wat zuinig keken, brachten ze voor de fijngevoeligen onder ons gauw een paar lepels. Het was best lekker, maar ik heb toch liever een eigen bordje.
Dit is dus geen mooi verhaal over hoe wij in Israël en omstreken met onze minderheden omgaan. Als besluit van de dag gingen we op condoleancebezoek in Taibe, bij een Arabische ziekenbroeder die al jaren met ons werkt in PHR. Voor mij weer een nieuwe ervaring.